This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Herhaling
Darmstelsel
Slide 2 - Slide
Derde deel van de dunne darm: kronkeldarm
Ander woord: Ileum --> belangrijkste gedeelte vd dunne darm
Taak:
Hier wordt het voedsel uiteindelijk verteerd en worden de verteerde stoffen via de darmwand in het bloed opgenomen
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Stoma
Stoma = mond of opening
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Wat kan een reden zijn voor een aanleg van een stoma?
A
Tumor darm
B
Ernstige ontstekingen darmen
C
Onbehandelbare verstoppingen
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 8 - Quiz
Stoma
Luchtpijp: Tijdens de operatie wordt de luchtpijp in de hals gehecht. Hierdoor ontstaat een tracheostoma. Dit stoma is blijvend.
Een voedingsstoma is een opening in de buikwand naar de maag. PEG is een afkorting voor Percutane Endoscopische Gastrostomie.
Slide 9 - Slide
Stoma
- stoma voor urine (urostoma). Het kleine stukje darm verbinden we aan één kant met de beide urineleiders. Het uiteinde aan de andere zijde hechten en maken we vast in de buikwand. Dit vormt uw stoma. Doordat het gebruikte stukje darm zijn peristaltiek (samentrekken en ontspannen van de darm) behoudt beweegt de urine naar buiten.
-
Slide 10 - Slide
Stoma
Stoma voor ontlasting
Colostoma
ileostoma
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
01:16
Hoe heet het als iemand ontlasting braakt?
Slide 13 - Open question
10:04
Bezoek de website stomaatje.
Bekijk wat voor onderwerpen er behandeld worden op de website. Wat vind je van artikelen die ze verkopen?
Slide 14 - Open question
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Welke stoma zie je?
A
Ileostoma
B
Urostoma
C
Colostoma
Slide 17 - Quiz
Je ziet hiernaast een .......... stoma
A
Colostoma
B
Ileostoma
C
Dunne darm stoma
D
Dikke darm stoma
Slide 18 - Quiz
Een enkeloops stoma
A
Is een blijvend stoma
B
is alleen mogelijk bij de dikke darm
C
zijn twee openingen van de darm
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Slide
De huidplak verwijder je van onder het stoma naar boven het stoma.
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
Bij welke stoma gebruik je dit stomazakje? Zie afbeelding.
A
Colostoma
B
Urostoma
C
Ileostoma
D
Tracheastoma
Slide 22 - Quiz
Wat is een dubbelloops stoma
A
Uiteinde van de darm
B
Een stoma met een darmopening
C
Een stoma met twee darmopeningen
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Slide
Als de huid rondom een stoma geïrriteerd is dan kan je beter een eendelig stomasysteem gebruiken.
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz
Wat betekent "een stoma irrigeren"
A
het spoelen van de darmen
B
het spoelen van de darmen via een stoma om de dikke darm leeg te maken
C
wild vlees verwijderen
Slide 26 - Quiz
Wat is een nadeel bij het irrigeren van een stoma?
A
geen ontlasting hebben
B
huidproblemen als gevolg van een lekkage
C
het neemt veel tijd in beslag
D
Mensen kunnen een flauwte krijgen
Slide 27 - Quiz
Hoe herken je een ontsteking bij een stoma?
A
Warm aanvoelen, rood om de stoma heen, pus, pijnlijk en geïrriteerd.
B
Er kan geen ontsteking ontstaan bij een stoma
C
Geen van alle is goed.
Slide 28 - Quiz
Wat is necrose van een stoma?
A
versterf van weefsel
B
Terugtrekken van het stoma onder huidniveau
C
loslating darmslijmvlies
D
uitstulping stoma
Slide 29 - Quiz
Juist of onjuist? 1. Iemand met een stoma is incontinent 2. Een stoma heeft een kringspier
A
1 en 2 zijn juist
B
1 en 2 zijn onjuist
C
1 is juist
D
2 is juist
Slide 30 - Quiz
Een client met een stoma moet.......drinken
A
rond de 1 liter
B
rond de 1,5 liter
C
rond de 2 liter
Slide 31 - Quiz
Na het spoelen van de darmen kan de stoma worden afgesloten met een stomaplug.
A
De stomaplug is een soort opvangsysteem.
B
Alleen zorgvragers met een eindstandige colostoma kunnen een stomaplug gebruiken.
C
De zorgvrager kan alleen een stomaplug gebruiken als de ontlasting veel vocht bevat.
Slide 32 - Quiz
Met een stoma kun je
A
nog via de natuurlijke weg ontlasting krijgen
B
nooit meer via de natuurlijke weg ontlasting krijgen