1.4 Meten 2bkgt

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo b, k, t, havo, vwo
• Leerjaar 2

NaSk klas 2

Wat gaan we vandaag doen?

• Terugblik vorige les
• Meten
• Aan de slag met 1.4
• Afsluiten

De vorige les

• Practicum materiaal
• Veiligheidsregels
• Brander

5 min intro

20 min wie zijn we 

5 min regels 

Aan het werk met 1.3

1. Maak de opdrachten van 1.3 af.
2. Kom met je boek bij me zodat je kunt nakijken.
3. Maak online test jezelf van 1.3.

Meten

Meetapparatuur = Dingen waarmee je iets kan meten

Meetapparatuur

Wat is een meetapparaat?

1. Klok
2. Afstand
3. Centimeter
4. Liniaal

Temperatuur

Afstand

Volume

Tijd

Massa

Analoog of digitaal?

Meten

Meetapparatuur = voorwerpen waarmee je iets kan meten.

Grootheid = het gene wat je aan het meten bent.

Eenheid = de hoeveelheid  waarin je iets meet. 

Meten

Meetinstrument	Grootheid	Eenheid
liniaal	lengte	meter
weegschaal	massa	gram
stopwatch	tijd	uur
maatcilinder	volume	liter
thermometer	temperatuur	graden Celsius

Wat is een grootheid

1. Meter
2. Roblox
3. Volume
4. Afstand

Eenheid

Grootheid

Meetinstrument

Meter

Volume

Liniaal

Klok

Liters

Afstand

Thermometer

Tijd

Temperatuur

Uur

Lengte maten

Lengte maten

Lengte maten

Lengte maten

1 dm  = ... cm

5 hm = ... km

Lengte maten

1 dm  = ... cm 

1 x 10 = 10

5 hm = ... km

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = ... km

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = ... km

5 : 10 = 

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = ... km

5 : 10 = 0,5

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = 0,5 km

5 : 10 = 0,5

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = 0,5 km

5 : 10 = 0,5

14 m = ... cm

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = 0,5 km

5 : 10 = 0,5

14 m = .... cm

14 x 10 x 10 =

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = 0,5 km

5 : 10 = 0,5

14 m = .... cm

14 x 10 x 10 = 1400 

Lengte maten

1 dm  = 10 cm 

1 x 10 = 10

5 hm = 0,5 km

5 : 10 = 0,5

14 m = 1400 cm

14 x 10 x 10 = 1400 

Lengte maten

1 dm  = ... cm 

1 x 10 = 

5 hm = ... km

Reken om.
100 meter =

1. 1000 dm
2. 10000 dm
3. 10 dm
4. 1 dm

Reken om.
10 dm =

1. 1 meter
2. 100 meter
3. 0,1 meter
4. 1000 meter

Reken om.
1 km =

1. 10 meter
2. 100 meter
3. 1000 meter
4. 10000 meter

Wat valt je op aan de stapjes als je die vergelijkt met de stapjes van de lengtematen?

Reken om:
1 g= ... mg

1. 100
2. 1 000
3. 1 000 000
4. 0,001

Reken om:
5 kg= ... g

1. 500
2. 5000
3. 5
4. 0,005

Reken om:
1000 mg= ... g

1. 100
2. 1 000
3. 1
4. 0,001

Nu proberen we hetzelfde trucje met een onbekende eenheid..

Reken om:
1 kN = ... N

1. 10
2. 100
3. 0,001
4. 1000

Reken om:
1000 mV = ... V

1. 100
2. 10
3. 1
4. 0,1

De eenheid kun je vervangen door een andere eenheid, de manier van omrekenen blijft gelijk!

Zelf aan de slag

Maak de vragen bij 1.4

vraag 1 t/m 15

Wat jullie vandaag hebben geleerd...

• Wat meetinstrumenten zijn
• Wat het verschil is tussen een digitaal en een analoog meetinstrument
• Wat grootheden en eenheden zijn

• Zijn er verder nog punten/ vragen?
• Wat vonden jullie van de les?

Wat is een grootheid en wat is een eenheid?

Grootheid

Eenheid

lengte

oppervlakte

seconde

kilogram

snelheid

centimeter

uur

tijd

kilometer

gewicht

hectare

De volgende les

• Gaan we aan de slag met hoofdstuk 2 stoffen
• Zorg dat je je spullen bij je hebt!
• Je maakt de opdrachten van 1.4 af als je deze nog niet af hebt.

Einde van de les

• Blijf rustig op je plek                                                                                      zitten tot de bel gaat                                                                                 en schuif je je stoel aan.
• Tot de volgende les!