Verwijswoorden blok 4

Nederlands

Begrijpend lezen
Les 8: 
Verwijswoorden

VWO 1
 P2 2022-2023
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands

Begrijpend lezen
Les 8: 
Verwijswoorden

VWO 1
 P2 2022-2023

Slide 1 - Slide

Vorige les heb je geleerd ...

... wat hoofdzaken en bijzaken zijn.
... wat de hoofdgedachte van een tekst is.
... wat globaal en intensief lezen inhoudt.

Wie weet het nog? Steek je vinger op!


Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les ...

... weet je wat verwijswoorden zijn.

Slide 3 - Slide

Verwijswoorden

In teksten staan woorden die verwijzen naar andere woorden. Een schrijver gebruikt ze om te voorkomen dat hij dezelfde woorden herhaalt, waardoor een tekst saai wordt.

Verwijswoorden kunnen naar één woord, een groepje woorden of een hele zin verwijzen.   

Slide 4 - Slide

Verwijswoorden
Michelle heeft gisteravond het werkstuk voor aardrijkskunde gemaakt, zodat ze in het weekend naar het strand kan. ('ze' verwijst naar één woord)

Bij een bekende webwinkel heb ik twee nieuwe spellen gekocht, want die waren in de aanbieding. ('die' verwijst naar twee nieuwe spellen)

Mijn neef is Nederlands kampioen judo geworden. Dat vind ik een goede prestatie. ('dat' verwijst naar een hele zin) 

Slide 5 - Slide

Aan de slag!

Pak je huiswerk erbij.
Lees tekst 5: Gezellige aardmannetjes (nog een keer)
Blz. 193 

Slide 6 - Slide

Aan de slag!


Maak vraag 1 t/m 7 op slide 8 t/m 14

De vragen horen bij tekst 5: Gezellige aardmannetjes 

Slide 7 - Slide

1. Waarnaar verwijst 'ze' in r. 1?

Slide 8 - Open question

2. Waarnaar verwijst 'daar' in r.5?

Slide 9 - Open question

3. Waarnaar verwijst 'die' in r.11?

Slide 10 - Open question

4. Waarnaar verwijst 'hij' in r.11?

Slide 11 - Open question

5. Waarnaar verwijst 'ze' in r.14?

Slide 12 - Open question

6. Waarnaar 'die' in r. 15?

Slide 13 - Open question

7. Waarnaar verwijst 'hen' in r. 22?

Slide 14 - Open question

Aan de slag!
1.
Ga naar blz. 200/201
Lees tekst 8: Henry Ford

Maak de vragen vanaf slide 16.

Slide 15 - Slide

1. Op welke manieren trekt de schrijver in de inleiding de aandacht van de lezer?
A
Hij kondigt het onderwerp aan.
B
De aanleiding voor het schrijven noemen.
C
Een anekdote vertellen
D
Vragen stellen

Slide 16 - Quiz

3. Is onderstaande zin uit alinea 3 een hoofdzaak of bijzaak?

De topsnelheid is 32 kilometer per uur, heel wat in die tijd.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 17 - Quiz

4. Is onderstaande zin uit alinea 3 een hoofdzaak of bijzaak?

Het succes van de Quadricycle trekt investeerders aan, die Ford helpen om in 1899 zijn eigen autofabriek op te zetten.
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 18 - Quiz

5. Past het tussenkopje 'Betaalbaar' boven alle alinea's die eronder staan? Leg je antwoord uit.

Slide 19 - Open question

6. Alinea 8 is de laatste alinea van de tekst. Is dit een echte slotalinea? Leg je antwoord uit.

Slide 20 - Open question

7. Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 21 - Open question

Aan de slag!
1.
Lees tekst 5: Boeken vol hamsterbillen
Blz. 247

2. 
Maak de opdrachten op de volgende slides
Vanaf slide 22

Slide 22 - Slide

1. Wat is het onderwerp van tekst 5?

Slide 23 - Open question

2. Welke manier gebruikt de schrijver in de inleiding om de aandacht van de lezer te trekken?

Slide 24 - Open question

3. Waarnaar verwijst het volgende woord?
Ze r.1

Slide 25 - Open question

4. Waarnaar verwijst het volgende woord?
Ze r. 11

Slide 26 - Open question

5. Waarnaar verwijst het volgende woord?
ze r. 17

Slide 27 - Open question

6. Waarnaar verwijst het volgende woord?
hij r. 20

Slide 28 - Open question

7. Past het tussenkopje 'Glimlachen' bij de alinea erna?

Slide 29 - Open question

8. Schrijf van de volgende zinnen op of het een hoofdzaak of bijzaak is.
'Vooral de mannetjes zijn populair.'

Slide 30 - Open question

9. Schrijf van de volgende zinnen op of het een hoofdzaak of bijzaak is.
'Hun achterwerken zijn ronder en groter en dus nog schattiger dan die van vrouwtjes.'

Slide 31 - Open question

10. Schrijf van de volgende zinnen op of het een hoofdzaak of bijzaak is.
'Ik kan gewoon niet stoppen met glimlachen als ik ze zie.'

Slide 32 - Open question

11. Welk advies geeft de schrijver in de slotalinea?

Slide 33 - Open question