This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Begrijpend lezen
Slide 1 - Slide
Lezen
10 minuten
timer
10:00
Slide 2 - Slide
Vorige lessen heb je geleerd ...
...welke functie de titel heeft.
...wat de functie is van de inleiding.
...wat de functie is van het slot.
...hoe een alinea is opgebouwd.
...wat verwijswoorden zijn.
Slide 3 - Slide
Deze les ga je...
...leren wat verwijswoorden zijn.
...leren hoe je verwijswoorden kunt toepassen.
Slide 4 - Slide
Wat is de functie van een titel
Slide 5 - Open question
Op welke drie manieren kan een schrijver het slot afsluiten?
Slide 6 - Open question
Op welke vier manieren kun je een tekst inleiden?
Slide 7 - Open question
Wat bedoelen we met het onderwerp van een tekst?
A
Waar de inleiding over gaat
B
Waar het middenstuk van de tekst over gaat
C
Waar de gehele tekst over gaat
D
onderwerp = prewredno als je het omdraait.
Slide 8 - Quiz
Verwijswoorden
In teksten staan woorden die verwijzen naar andere woorden . Een schrijver gebruikt ze om te voorkomen dat hij dezelfde woorden herhaalt, waardoor een tekst saai wordt.
Verwijswoorden kunnen naar één woord, een groepje woorden of een hele zin verwijzen.
Verwijswoorden verwijzen bijvoorbeeld naar een persoon, een gebeurtenis of naar een plek.
Voorbeelden van verwijswoorden: Ik, jij, hij, zij, jullie, wij, het, mijn, jouw, die, dat, dit, deze, toen, daar en hier.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Verwijswoorden
Laura heeft gisteravond het huiswerk voor Nederlands gemaakt, zodat ze niet bang hoefde te zijn voor meneer Möring. ('ze' verwijst naar één woord)
Bij een speelgoedwinkel heb ik Hogwarts Legacy en FC24 gekocht, want diewaren in de aanbieding. ('die' verwijst naar Hogwarts Legacy en FC24)
Mijn broertje is doorgebroken bij hockeyclub Kampong. Dat vind ik een goede prestatie. ('dat' verwijst naar een hele zin).
Slide 11 - Slide
Aan de slag
Stap 1: open het boek Op Niveau.
Stap 2: lees globaaltekst 8: 'De jongen die een biljoen bomen wil planten' op bladzijde 209 en 210.
Stap 3: maak vervolgens vraag 1 op de volgende slide.
Slide 12 - Slide
1. Op welke manier trekt de schrijver in de inleiding vooral de aandacht van de lezer?
A
De aanleiding voor het schrijven wordt genoemd.
B
Het onderwerp wordt aangekondigd.
C
Er worden een of meerdere vragen gesteld.
D
Een anekdote vertellen.
Slide 13 - Quiz
Aan de slag
Stap 1: lees tekst 8: 'De jongen die een biljoen bomen wil planten' nu grondig
Stap 2: maak slide 14 t/m 27.
Stap 3: begin daarna aan het huiswerk.
Slide 14 - Slide
2. Waarnaar verwijst 'Dat' in regel 1?
Slide 15 - Open question
3. Waarnaar verwijst 'Dat' in regel 9?
Slide 16 - Open question
4. Waarnaar verwijst 'Zij' in regel 21?
Slide 17 - Open question
5. Waarnaar verwijst 'die' in regel 34?
Slide 18 - Open question
6. Waarnaar verwijst 'ze' in regel 39?
Slide 19 - Open question
7. Waarnaar verwijst 'Ze' in regel 50?
Slide 20 - Open question
8. Schrijf het deelonderwerp van alinea 3 op.
Slide 21 - Open question
9. Schrijf de kernzin van alinea 4 op.
Slide 22 - Open question
10. Wat is de functie van de overige zinnen van alinea 4?
Slide 23 - Open question
11. Schrijf de hoofdzaak van alinea 6 op.
Slide 24 - Open question
12. Wat is het deelonderwerp van alinea 7?
Slide 25 - Open question
13. Schrijf de hoofdzaak van alinea 7 op.
Slide 26 - Open question
14. Schrijf de hoofdgedachte van de tekst op.
Slide 27 - Open question
Huiswerk
Stap 1: Je bent goed bezig topper. Maar we zijn er nog niet.
Stap 2: Lees nu tekst 9: 'Lente'. op bladzijde 211 en 212grondig.
Stap 3: maak de vragen op slide 28 t/m 42.
Stap 4: LETSSSSS GOOOO!
Slide 28 - Slide
1. Op welke manier trekt de schrijver in de inleiding vooral de aandacht van de lezer?
A
De aanleiding voor het schrijven wordt genoemd.
B
Het onderwerp wordt aangekondigd.
C
Er worden een of meerdere vragen gesteld.
D
Een kort, grappig of bijzonder verhaaltje vertellen.
Slide 29 - Quiz
2. Hoeveel schapenwolkjes zijn er in de heldere blauwe lucht aanwezig volgens de tekst van de inleiding?
Slide 30 - Open question
3. Waarnaar verwijst 'ze' in regel 8?
Slide 31 - Open question
4. Waarnaar verwijst 'wat' in regel 16?
Slide 32 - Open question
5. Waarnaar verwijst 'Dat' in regel 30?
Slide 33 - Open question
6. Waarnaar verwijst 'die' in regel 40?
Slide 34 - Open question
7. Schrijf op wat bedoeld wordt met het lengen van de dagen (r. 5-6).
Slide 35 - Open question
8. Schrijf het deelonderwerp van alinea 3 op.
Slide 36 - Open question
9. Schrijf de kernzin van alinea 3 op.
Slide 37 - Open question
10. 'Dat komt omdat stapelwolken zich boven de warmste gebieden ontwikkelen.' Deze zin is een:
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak
Slide 38 - Quiz
11. Hoe komt het dat hooikoortspatiënten juist in de lente snotteren?
Slide 39 - Open question
12. Schrijf de kernzin van alinea 5 op.
Slide 40 - Open question
13. Schrijf de hoofdzaak van alinea 6 op in eigen woorden.
Slide 41 - Open question
14. Past het tussenkopje 'Onstuimig weer' goed bij de inhoud van de alinea?
Slide 42 - Open question
15. Wat is de hoofdgedachte van de tekst ?
Slide 43 - Open question
Briefje
Wat goed dat jij je huiswerk gemaakt hebt voor Nederlands! Uiteraard ben ik daar erg blij mee. Speciaal voor jou heb ik een nummer geselecteerd waar je zeker even naar moet luisteren: https://open.spotify.com/track/4PTG3Z6ehGkBFwjybzWkR8?si=89c051efff97456c
Groeten van Janneke
Slide 44 - Slide
Topper
Wederom de les gemaakt. Ik ben trots op je. Daarom deze virtuele high five.