NN7 - Spelling §9 - Persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden
Persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden
NN7 Spelling §9
1HAVO/1VWO
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden
NN7 Spelling §9
1HAVO/1VWO
Slide 1 - Slide
Net hebben we het gehad over het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
Wat was het verschil ook alweer....?
Slide 2 - Slide
Bij zwakke werkwoorden blijft de klank in de verleden tijdhetzelfde.
Bij sterke werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd.
Net hebben we het gehad over het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.
Wat was het verschil ook alweer....?
Slide 3 - Slide
Bij sterke werkwoorden verandert de persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) van klank:
– breken → brak, braken;
– drinken → dronk, dronken;
– slapen → sliep, sliepen.
Slide 4 - Slide
Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
Schrijf het woord zo kort en eenvoudig mogelijk: – rijden → reed, reden; bewegen → bewoog, bewogen – ontbijten → ontbeet, ontbeten; liggen → lag, lagen
Slide 5 - Slide
Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
Luister naar het meervoud om erachter te komen of de persoonsvorm in het enkelvoud op een d of een t eindigt: – bieden → (ik) bood (want: wij/jullie/zij boden) – fluiten → (hij) floot (want: wij/jullie/zij floten)
Slide 6 - Slide
Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
Luister naar het meervoud om erachter te komen of de persoonsvorm in het enkelvoud op een d of een t eindigt: – bieden → (ik) bood (want: wij/jullie/zij boden) – fluiten → (hij) floot (want: wij/jullie/zij floten) Let op: een persoonsvorm in de verleden tijd enkelvoud eindigt nooit op dt.
Slide 7 - Slide
Zo schrijf je de persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
Gebruik alleen twee dezelfde klinkers of medeklinkers achter elkaar als dat voor de uitspraak nodig is: – schrikken → schrokken, maar: zitten → zaten
Slide 8 - Slide
Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd. In het voorjaar ...... (fluiten) de merel zijn prachtigste lied.
Slide 9 - Open question
Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd. Een roofvogel ..... (gaan) er met de eieren van de grutto vandoor.
Slide 10 - Open question
Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd. De meeste broedvogels ..... (trekken) in het najaar naar het zuiden.
Slide 11 - Open question
Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd. Eerlijk gezegd ....... (vinden) Erik zijn nieuwe game best saai.
Slide 12 - Open question
Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd. Veel leerlingen ...... (denken) dat Nederlands een saai vak zou zijn.
Slide 13 - Open question
Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd. Maar gelukkig ....... (vallen) dat heel erg mee.
Slide 14 - Open question
Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd. In het weekend ...... (slapen) ik tot 11 uur.
Slide 15 - Open question
Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd. Op het feestje van Mo ....... (blijven) we lang zitten.
Slide 16 - Open question
Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd. Ik ...... (doen) erg mijn best om er goed uit te zien.