Samenvatting Kunst Algemeen Muziek

Samenvatting Kunst Algemeen Muziek
klas 2
1 / 12
next
Slide 1: Slide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Samenvatting Kunst Algemeen Muziek
klas 2

Slide 1 - Slide

Muzikale middelen
Door middel van muzikale middelen wordt muziek vormgegeven. 
Muzikale middelen zijn bouwstenen om herhaling, variatie en contrast aan te brengen.
De muzikale middelen ondersteunen bijvoorbeeld een bepaald gevoel of tekst, of verklanken een buitenmuzikaal thema.
 
Door te luisteren naar de muzikale middelen kunnen we muziek analyseren.

Slide 2 - Slide

Muzikale middelen
- Ritme (lang en kort)
- Toonhoogte (hoog en laag)
- Tempo (snel en langzaam)
- Dynamiek (hard en zacht)
- Instrumentatie (bezetting)

Slide 3 - Slide

De opeenvolging van verschillende notenwaarden, zoals korte en lange tonen en rusten heet:
A
Tempo
B
Toonhoogte
C
Ritme
D
Dynamiek

Slide 4 - Quiz

Niet alle geluiden klinken even hoog. Op de piano is dat goed te horen: wanneer je de toetsen van links naar rechts speelt, dan klinken de tonen steeds hoger. Hoog en laag in de muziek heet:
A
Tempo
B
Toonhoogte
C
Ritme
D
Dynamiek

Slide 5 - Quiz

Muziek kan snel of langzaam klinken. Zo klinkt een dromerig slaapliedje meestal langzaam en een energieke song meestal snel. Snel en langzaam in de muziek heet:
A
Tempo
B
Toonhoogte
C
Ritme
D
Dynamiek

Slide 6 - Quiz

Muziek kan hard of zacht klinken. Zo klinkt stevige metalmuziek meestal hard en rustige achtergrondmuziek meestal zacht. Hard en zacht in de muziek heet:
A
Tempo
B
Toonhoogte
C
Ritme
D
Dynamiek

Slide 7 - Quiz

Luister naar het fragment uit Bohemian Rhapsody. Je hoort een gitaarsolo. De melodie van de gitaarsolo wordt in het begin steeds:
A
hoger
B
lager

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Het ritme bestaat uit steeds
kortere / langere
notenwaarden.
A
kortere
B
langere

Slide 10 - Quiz

Luister naar een ander fragment uit Bohemian Rhapsody. Twee zangers zingen de tekst ‘galileo’. Welk contrast is het grootst in dit fragment?
A
hard - zacht
B
hoog - laag
C
lang - kort
D
snel - langzaam

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video