A-Umlaut

Kapitel 1: Getallen 0 t/m 20
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Kapitel 1: Getallen 0 t/m 20

Slide 1 - Slide

Lesinhoud
Lesdoel
Je kunt zwakke en sterke werkwoorden herkennen.
Je kunt de A-Umlaut regel toepassen in zinnen.
Benodigdheden
          Laptop
          Aantekeningenschrift
          Pen
          Grammatica overzicht

Slide 2 - Slide

Regelmatige werkwoorden

Slide 3 - Slide

Regels in de tegenwoordige tijd
Scan QR 
LessonUp

A-Umlaut
  • sterk w.w. met a in stam
  • a in stam       ä bij du & er/sie/es 
  • uitgangen na stam blijft (fe)esttenten
  • uitzondering: laufen (lopen) 
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
fahre
fährst
fährt
fahren
fahrt
fahren
fahren - rijden/reed/gereden
machen - maken/maakte/gemaakt
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
mache
machst
macht
machen
macht
machen

Slide 4 - Slide

Geef aan welke regel je bij dit werkwoord toepast:
schlafen
A
A-Umlaut
B
hoofdregel

Slide 5 - Quiz

Geef aan welke regel je bij dit werkwoord toepast:
machen
A
A-Umlaut
B
hoofdregel

Slide 6 - Quiz

Geef aan welke regel je bij dit werkwoord toepast:
kaufen
A
A-Umlaut
B
hoofdregel

Slide 7 - Quiz

Geef aan welke regel je bij dit werkwoord toepast:
fahren
A
A-Umlaut
B
hoofdregel

Slide 8 - Quiz

Geef aan welke regel je bij dit werkwoord toepast:
laufen
A
A-Umlaut
B
hoofdregel

Slide 9 - Quiz

Geef aan welke regel je bij dit werkwoord toepast:
sagen
A
A-Umlaut
B
hoofdregel

Slide 10 - Quiz

Vervoeg het werkwoord in de juiste vorm: ich _____ (fahren)

Slide 11 - Open question

Vervoeg het werkwoord in de juiste vorm: Max _____ (schlafen)

Slide 12 - Open question

Vervoeg het werkwoord in de juiste vorm: Jelke und Jens _____ (laufen)

Slide 13 - Open question

Vervoeg het werkwoord in de juiste vorm: du_____ (laufen)

Slide 14 - Open question

Vervoeg het werkwoord in de juiste vorm: Lisa______(schlagen)

Slide 15 - Open question