This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Verhaalanalyse
Slide 1 - Slide
Wat hebben we tot nu toe geleerd?
Slide 2 - Slide
Welke termen schieten je te binnen als je denkt aan verhaalanalyse?
Slide 3 - Open question
Waar gaan we het over hebben?
Perspectief
Tijd
Open plekken
Slide 4 - Slide
Perspectief
Auctoriaal Perspectief/Alwetende verteller
Ik-perspectief
Personaal perspectief
Meervoudige vertelsituatie/meervoudig perspectief
Slide 5 - Slide
In een verhaal met een auctoriaal perspectief weet de verteller meer dan de personages.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
In een meervoudig vertelperspectief worden de gebeurtenissen altijd vanuit een ik-perspectief verteld.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Hoe zit het dan wel?
- In een verhaal met een auctoriaal perspectief weet de verteller meer dan de personages. De verteller is alwetend.
- In een meervoudig vertelperspectief worden de gebeurtenissen vanuit verschillende invalshoeken laten zien.
Slide 8 - Slide
Tijd
Slide 9 - Slide
‘Deze zomervakantie ging ik op vakantie naar Italië. Ik bezocht Rome, Florence en Pisa en het hele gezin kwam zongebruind en goedgehumeurd terug.’
Spreken we hierboven van tijdverdichting of tijdvertraging?
A
Tijdverdichting
B
Tijdvertraging
Slide 10 - Quiz
Bij tijdverdichting vat de auteur bepaalde (onbelangrijke) stukken kort samen. (Doornroosje)
Bij tijdvertraging gebeurt het tegenovergestelde. De auteur laat een gebeurtenis in een boek langer duren dan deze in werkelijkheid aan 'tijd' gekost heeft. (Roodkapje)
Slide 11 - Slide
In de korte film 'Raak' zijn fabel en sujet gelijk aan elkaar.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Verschil fabel en sujet
Sujet is de volgorde waarop gebeurtenissen in een boek/film/verhaal worden weergegeven.
Fabel is de volgorde waarop gebeurtenissen logischerwijs plaats hebben gevonden.
Wanneer een verhaal chronologisch verteld wordt: Fabel = Sujet
Slide 13 - Slide
Open plekken
Slide 14 - Slide
Open plekken zijn altijd ingevuld voor een verhaal afloopt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Open plekken
Open plekken hoeven niet allemaal ingevuld te worden. Open plekken zorgen voor een spanning. Een auteur kan ervoor kiezen om een verhaal te laten eindigen met een open eind.
Slide 16 - Slide
Dus:
Perspectief
Tijd
Open plekken
Slide 17 - Slide
Lezen
Let op open plekken. Welke vragen kan je stellen? Schrijf ze op tijdens het lezen. Kijk terug op deze vragen wanneer je verder bent in het boek: zijn de vragen beantwoord?