This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
G2A Latijn
Dinsdag 25-5-2021
Slide 1 - Slide
Huiswerk voor vandaag:
HH woordjes les 17 en 18
HH aant. 3.7 & 3.8
Maak mandatum XXVI (je hoeft daarbij niet alle zinnen te vertalen: minimaal één van zin 1 t/m 3 en minimaal één van zin 4 t/m 6
Lees TB p.66-68 (cultuur / achtergrond)
Maak opdracht 46 t/m 50 bij TB p.66-68
Slide 2 - Slide
Mandatum XXVI
1 a leniter (bijwoord, positivus)
b lenius (bijwoord, comparativus)
2 a irate
b iratius
3 a ferociter
b ferocius
Slide 3 - Slide
Geef de vertaling die je van een zin uit de zinnen 1 t/m 3 hebt gemaakt.
Slide 4 - Open question
Mandatum XXVI
4 a contente (bijwoord, positivus)
b contentius (bijwoord, superlativus)
5 a similiter
b similius
6 a celeriter
b celerius
Slide 5 - Slide
Geef de vertaling die je van een zin uit de zinnen 4 t/m 6 hebt gemaakt.
Slide 6 - Open question
Vragen bij de achtergronden
Opdracht 46 t/m 50 bij TB p.66-68
Slide 7 - Slide
Opdracht 46
1
2
3
4
5
slaven
senatoren
geldadel
plebs
kleine zelfstandigen
Slide 8 - Drag question
Opdracht 47
Slide 9 - Slide
Opdracht 48
a. als arme burgerman
b. in een drukke volkswijk in een flatgebouw (insula)
c. luxueus huis
d. villa
e. Sparsus heeft een goede woning in een rustige omgeving en de dichter woont middenin de drukte opeengepakt in een kleine kamer die waarschijnlijk open is aan alle kanten.
f. Nomentum opzoeken
Slide 10 - Slide
Opdracht 48g
bakkersknechten - slaven
kopersmid (2x) - slaven, kleinen zelfstandigen
bankier - geldadel
zeeman - plebs
bedelaar - plebs
venter (straatverkoper) - plebs
wijnboer - kleine zelfstandige
Slide 11 - Slide
Opdracht 49
Vul je antwoord in.
Slide 12 - Open question
Opdracht 50
Welke twee beroepen werden vooral door Grieken uitgeoefend in de huizen van rijke Romeinen?
Slide 13 - Open question
Zelfstandig werken:
Begin aan het huiswerk:
Slide 14 - Slide
Mandatum XXVII
Sluit aan bij aant. 3.8
Net als Mandatum XVI - je hoeft daarbij niet alle zinnen te vertalen: minimaal één van zin 1 t/m 3 en minimaal één van zin 4 t/m 6
Slide 15 - Slide
XVII
Zin 1: multi, multum -> comparativus multi: nom M mv multum: bijwoord
A
pluri, plurius
B
plures, plus
C
plus, plures
D
pluriores, plurissimi
Slide 16 - Quiz
XVII
Zin 2: bonam, bene -> comparativus bonam: acc V ev, bene: bijwoord
A
optimam, melius
B
melius, bene
C
meliorem, melius
D
melioram, melior
Slide 17 - Quiz
XXVII
Zin 3: malo, male -> comparativus malo: dat M ev male: bijwoord
A
Slide 18 - Quiz
Huiswerk:
HH aant. 3.8 (HB p.117) - onregelmatige trappen van vergelijking
Maak Mandatum XXVII (HB2 p.118) a, b; c: vertaal minstens één zin van zinnen 1 t/m 3 en minstens één zin van zinnen 4 t/m 6.