This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Thema 3 - Ordening
3.6 - Bacteriën
Slide 1 - Slide
Doelen van deze paragraaf
Je kunt de kenmerken noemen van bacteriën
Je kunt uitleggen dat bacteriën zowel nuttig als schadelijk kunnen zijn en daarvan voorbeelden noemen
Slide 2 - Slide
Samen lezen
We lezen eerst samen de tekst, daarna komt de uitleg!
Slide 3 - Slide
Bacteriën
Prokaryoot - Eencellig zonder celkern
Alleen zichtbaar met microscoop
Slide 4 - Slide
Voortplanting
Celdeling
Soms elke 20 minuten (bij fijne omstandigheden)
Slide 5 - Slide
Celeigenschappen
Wel een celwand
Geen bladgroenkorrels
Geen celkern
Geen vacuole
Slide 6 - Slide
Nuttig of schadelijk
Eten bederft door bacteriën (bijv. melk) en je kan er ziek door worden (bijv. longontsteking, cholera, blaasontsteking)
Eten wordt gemaakt door bacteriën (bijv. yoghurt, zuurkool)
Gebruiken bacteriën (en schimmels):
Biotechnologie
Slide 7 - Slide
Bacteriën zijn
A
Eencellig
B
Meercellig
Slide 8 - Quiz
Bacteriën zijn prokaryoten
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Wat hebben bacteriën niet?
A
Celwand
B
Bladgroenkorrels
C
Celkern
D
Celplasma
Slide 10 - Quiz
Aan het werk
Maken:
Blad bacteriën
Slide 11 - Slide
Celkenmerken: Welke onderdelen heeft een bacterie(cel) wel of juist niet?
Als de bacterie een ziekte veroorzaakt en je geen voedsel kan vinden dat er door wordt besmet, vul dan die ziekte in! (Streep 'voedsel voorbeelden' door en schrijf er 'ziekte voorbeeld' onder met daarachter de ziekte