This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Tekstdoelen, tekstvormen en tekstsoorten
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Aan het eind van deze les weet je:
- welke tekstdoelen er zijn en wat ze betekenen
-waar je een tekstdoel in de les kunt vinden
Slide 2 - Slide
Tekstdoelen
Een schrijver heeft altijd een bepaald doel met zijn teksten, hij wil iets bij de lezer bereiken.
Slide 3 - Slide
Welke tekstdoelen ken je nog?
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Slide
0
Slide 6 - Video
Wat is het doel van de spreker in dit filmpje?
A
Amuseren (vermaken, ter ontspanning)
B
Uiteenzetten (uitleg geven)
C
Beschouwen (aan het denken zetten)
D
Informeren (feiten)
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Wat is het doel van de schrijver met dit stuk?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Video
Wat is het doel van dit filmpje?
A
Betogen( overtuigen)
B
Activeren (overhalen iets te doen)
C
Beschouwen (aan het denken zetten)
D
Uiteenzetten (uitleg geven )
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Wat is het doel van deze tekst?
A
Activeren (overhalen iets te doen)
B
Betogen (overtuigen)
C
Informeren (feiten)
D
Uiteenzetten (uitleg geven)
Slide 13 - Quiz
Abortus, rechtvaardig of niet?
Het aantal abortussen in Nederland is sinds 1993 met bijna 50% gestegen. Jaarlijks worden in ons land zo’n 18000 zwangerschappen afgebroken door middel van een kunstmatig opgewekte abortus, wetenschappelijk ook wel abortus provocatus genoemd. De meningen over abortus verschillen sterk. Deze uiteenlopende meningen zijn vaak het gevolg van verschillende ethische visies.
Slide 14 - Slide
Welk tekstdoel heeft deze tekst?
A
Betogen (overtuigen)
B
Activeren (overhalen iets te doen)
C
Beschouwen (aan het denken zetten, van verschillende kanten laten zien)
D
Informeren (feiten)
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
Wat is het tekstdoel van deze tekst?
A
Informeren (feiten)
B
Uiteenzetten (uitleg geven)
C
Betogen (overtuigen)
D
Beschouwen (aan het denken zetten)
Slide 17 - Quiz
Een tekstdoel kun je vaak al afleiden uit de titel van een tekst.
Slide 18 - Slide
Wie goed doet, komt nooit in het journaal... (en dat is een probleem)
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)
Slide 19 - Quiz
Hoera! Een nieuw klimaat
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)
Slide 20 - Quiz
Moderne ruilhandel
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)
Slide 21 - Quiz
Laat de brutalen niet voordringen
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)
Slide 22 - Quiz
Vermijdbare risico's?
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)
Slide 23 - Quiz
Slimme computers: kunnen ze straks ook kunst maken?
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)
Slide 24 - Quiz
WhatsAppachtig taalgebruik
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)
Slide 25 - Quiz
Samen het park opruimen is een beter idee
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)
Slide 26 - Quiz
Er zijn twee redenen waarom het sociale leenstelsel beter is dan het huidige systeem van studiefinanciering.
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)
Slide 27 - Quiz
Woningnood
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)
Slide 28 - Quiz
Leerling vindt school saai, maar presteert goed.
A
informeren (feiten)
B
uiteenzetten (uitleggen)
C
betogen (overtuigen)
D
beschouwen (aan het denken zetten)
Slide 29 - Quiz
Tot slot
Tekstdoelen worden ook vaak gecombineerd.
Als je het tekstdoel niet kunt vinden of je wilt zeker weten of je goed zit, kijk je in de inleiding en het slot van een tekst.
In de inleiding en het slot vind je ook vaak het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst.
Daar gaan we de volgende keer mee verder.
Slide 30 - Slide
Ik weet wat de tekstdoelen zijn en kan ze toepassen op een tekst