Thema 4 Hoofdstuk 1 woorden oefenen

ENGELS VOORAF 

Thema 4 - hoofdstuk 1
Woorden leren
1 / 31
next
Slide 1: Slide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

ENGELS VOORAF 

Thema 4 - hoofdstuk 1
Woorden leren

Slide 1 - Slide

Woorden oefenen
Vul bij de volgende woorden de juiste vertaling in. 

Voorbeeld: je ziet staan 'hebben'
De vertaling is 'have'

Slide 2 - Slide

Wat is de vertaling van:
hebben

Slide 3 - Open question

Wat is de vertaling van:
dromen

Slide 4 - Open question

Wat is de vertaling van:
metro

Slide 5 - Open question

Wat is de vertaling van:
heb nodig

Slide 6 - Open question

Wat is de vertaling van:
minuten

Slide 7 - Open question

Wat is de vertaling van:
auto

Slide 8 - Open question

Wat is de vertaling van:
reis

Slide 9 - Open question

Wat is de vertaling van:
met het openbaar vervoer

Slide 10 - Open question

Wat is de vertaling van:
chauffeur

Slide 11 - Open question

Wat is de vertaling van:
politie

Slide 12 - Open question

Wat is de vertaling van:
drive

Slide 13 - Open question

Wat is de vertaling van:
passenger

Slide 14 - Open question

Wat is de vertaling van:
summer

Slide 15 - Open question

Wat is de vertaling van:
by bike

Slide 16 - Open question

Wat is de vertaling van:
fast

Slide 17 - Open question

Wat is de vertaling van:
by car

Slide 18 - Open question

Wat is de vertaling van:
take

Slide 19 - Open question

Wat is de vertaling van:
have

Slide 20 - Open question

Wat is de vertaling van:
need

Slide 21 - Open question

Wat is de vertaling van:
travel

Slide 22 - Open question

Wat betekent: He is a pickpocket

Slide 23 - Open question

Wat betekent: she stole my bag

Slide 24 - Open question

Wat betekent: he ran away

Slide 25 - Open question

Wat is het Engelse woord voor: glimlach

Slide 26 - Open question

Wat betekent: he ran away

Slide 27 - Open question

Wat betekent: Go straight on to the bridge
A
Ga rechtdoor tot de brug
B
Ga rechtsaf tot de brug
C
Ga rechtdoor over de brug
D
Rijd recht over de brug

Slide 28 - Quiz

Wat betekent: luisteren
A
lister
B
luster
C
listen
D
to luister

Slide 29 - Quiz

hero
next to
did
look out
nothing
held
naast
deed
kijk uit
niets

Slide 30 - Drag question

EINDE
van de oefening

Slide 31 - Slide