europese unie

europese unie
1 / 30
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolBeroepsopleidingVoortgezet speciaal onderwijsvmbo lwoo, gLeerroute VGLeerroute VLLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

europese unie

Slide 1 - Slide

Binnen de EU is:
A
Vrij verkeer van goederen en diensten
B
Vrij verkeer van personen
C
Vrij verkeer van kapitaal
D
Alle drie juist

Slide 2 - Quiz

Wat is een voordeel van de EU?
A
Stabiliteit en vrede
B
Als land alleen heb je minder macht en invloed
C
Vrije handel
D
Vrij verkeer van personen

Slide 3 - Quiz

De EU is een...
A
economische samenwerking
B
politieke samenwerking
C
economische en politieke samenwerking

Slide 4 - Quiz

Stelling 1
Wanneer de EU export groter is dan de
EU import zal de koers van de € stijgen.
Stelling 2
Door een duurdere € zal de EU export dalen en de EU import stijgen.
A
1+2 zijn juist
B
1+2 zijn onjuist
C
1 is juist; 2 is onjuist
D
1 is onjuist; 2 is juist

Slide 5 - Quiz

Wat is het hoofddoel van de EU?
A
vrede en welvaart
B
handel en welvaart
C
open grenzen en welvaart
D
open grenzen en vrede

Slide 6 - Quiz

Wat was er voor de EU.
A
EEG
B
EU
C
EGKS
D
PSOV

Slide 7 - Quiz

De EU heeft op dit moment:
A
26 lidstaten
B
27 lidstaten
C
28 lidstaten
D
29 lidstaten

Slide 8 - Quiz

Wat heeft iemand nodig die van een niet EU-land naar de EU wilt?
A
Visum
B
Asiel
C
Niks, hij/zij kan zo naar binnen
D
Niks, hij/zij kan niet naar de EU

Slide 9 - Quiz

burgers van een EU-lidstaat hebben speciale rechten in de andere EU-landen.
A
Europees burgerschap
B
Europese Commissie
C
Europees Parlement
D
Europese Unie

Slide 10 - Quiz

Wat is niet goed?
In de EU kan je in elk EU-land:
A
met de euro betalen
B
studeren
C
wonen
D
werken

Slide 11 - Quiz

Welk bestuursorgaan van de EU mag wetsvoorstellen voor de EU indienen?
A
Raad van ministers
B
Europese raad
C
Europese commissie
D
Europees parlement

Slide 12 - Quiz

Als consumenten in de EU al hun producten binnen de EU kopen, dan is dat ................. dan uit de VS.
A
duurder
B
goedkoper
C
beter

Slide 13 - Quiz



Wat voor organisatie is de EU?
Wat voor een organisatie is de EU?
A
bilateraal supranationaal
B
multilateraal non-gouvernementeel
C
multilateraal supranationaal
D
bilateraal nationaal

Slide 14 - Quiz


Wat heeft de EU niet?
A
Een politie
B
Een leger
C
Een eigen munt
D
Open grenzen

Slide 15 - Quiz

Binnen de EU is:
A
Vrij verkeer van goederen en diensten
B
Vrij verkeer van personen
C
Vrij verkeer van kapitaal
D
Alle drie juist

Slide 16 - Quiz

Wat is een voordeel van de EU?
A
Stabiliteit en vrede
B
Als land alleen heb je minder macht en invloed
C
Vrije handel
D
Vrij verkeer van personen

Slide 17 - Quiz

De EU is een...
A
economische samenwerking
B
politieke samenwerking
C
economische en politieke samenwerking

Slide 18 - Quiz

Stelling 1
Wanneer de EU export groter is dan de
EU import zal de koers van de € stijgen.
Stelling 2
Door een duurdere € zal de EU export dalen en de EU import stijgen.
A
1+2 zijn juist
B
1+2 zijn onjuist
C
1 is juist; 2 is onjuist
D
1 is onjuist; 2 is juist

Slide 19 - Quiz

Wat is het hoofddoel van de EU?
A
vrede en welvaart
B
handel en welvaart
C
open grenzen en welvaart
D
open grenzen en vrede

Slide 20 - Quiz

Wat was er voor de EU.
A
EEG
B
EU
C
EGKS
D
PSOV

Slide 21 - Quiz

De EU heeft op dit moment:
A
26 lidstaten
B
27 lidstaten
C
28 lidstaten
D
29 lidstaten

Slide 22 - Quiz

Wat heeft iemand nodig die van een niet EU-land naar de EU wilt?
A
Visum
B
Asiel
C
Niks, hij/zij kan zo naar binnen
D
Niks, hij/zij kan niet naar de EU

Slide 23 - Quiz

burgers van een EU-lidstaat hebben speciale rechten in de andere EU-landen.
A
Europees burgerschap
B
Europese Commissie
C
Europees Parlement
D
Europese Unie

Slide 24 - Quiz

Wat is niet goed?
In de EU kan je in elk EU-land:
A
met de euro betalen
B
studeren
C
wonen
D
werken

Slide 25 - Quiz

Welk bestuursorgaan van de EU mag wetsvoorstellen voor de EU indienen?
A
Raad van ministers
B
Europese raad
C
Europese commissie
D
Europees parlement

Slide 26 - Quiz

Als consumenten in de EU al hun producten binnen de EU kopen, dan is dat ................. dan uit de VS.
A
duurder
B
goedkoper
C
beter

Slide 27 - Quiz



Wat voor organisatie is de EU?
Wat voor een organisatie is de EU?
A
bilateraal supranationaal
B
multilateraal non-gouvernementeel
C
multilateraal supranationaal
D
bilateraal nationaal

Slide 28 - Quiz


Wat heeft de EU niet?
A
Een politie
B
Een leger
C
Een eigen munt
D
Open grenzen

Slide 29 - Quiz

wat vinden jullie van de ze presentatie

Slide 30 - Open question