Posterwoorden 14

handhaven
zorgen dat iets blijft bestaan

We moeten de orde in de klas handhaven.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

handhaven
zorgen dat iets blijft bestaan

We moeten de orde in de klas handhaven.

Slide 1 - Slide

geleidelijk
langzaam maar zeker

Het gaat geleidelijk steeds beter met mijn moeder.

Slide 2 - Slide

vrijwel
bijna

Hij heeft vrijwel alles opgegeten.

Slide 3 - Slide

de afwijking
iets wat niet klopt

Door zijn afwijking kan hij niet goed schrijven.

Slide 4 - Slide

De politie kan het verkeer ........
A
dienen
B
afwijken
C
handhaven
D
lezen

Slide 5 - Quiz

De politie kan het verkeer ........
A
dienen
B
afwijken
C
handhaven
D
lezen

Slide 6 - Quiz

Maak een zin met:
de afwijking

Slide 7 - Mind map

dienen
moeten

Zij dient haar paspoort altijd bij zich te hebben.

Slide 8 - Slide

betrekkelijk
nogal

We eten vandaag betrekkelijk laat.

Slide 9 - Slide

aantreffen
zien, vinden

Vandaag trof ik lege zakken chips aan in de klas.

Slide 10 - Slide

ca. (circa)
ongeveer

Er zijn ca. 150 bedden in het kamphuis.

Slide 11 - Slide

Maak een zin met:
ca. (circa)

Slide 12 - Mind map

achtereenvolgens
in deze volgorde

We eten achtereenvolgens het ontbijt, de lunch en het diner.

Slide 13 - Slide

Maak een zin met:
achtereenvolgens

Slide 14 - Mind map

afwisselen
zorgen dat er steeds iets anders komt

We gaan onze lessen meer afwisselen.

Slide 15 - Slide

Welke foto past bij afwisselen?

Slide 16 - Open question

Welk woord past hier:

Er zijn ..... geen verschillen te zien.
A
handhaven
B
dient
C
wijkt af
D
vrijwel

Slide 17 - Quiz

Welk woord past hier:

Die politieman ....... strenge regels voor het parkeren.
A
dient
B
betrekkelijk
C
handhaaft
D
wijkt af

Slide 18 - Quiz

Welk woord past hier:

Hoop maar dat je moeder op jouw kamer geen rommel ........
A
aantreffen
B
vrijwel
C
afwisselen
D
dienen

Slide 19 - Quiz

Welk woord past hier:

Met welke vrienden heb je ........ gepraat?
A
ca.
B
achtereenvolgens
C
afwijking
D
aantreffen

Slide 20 - Quiz

Welk woord past hier:

Er zijn .... zeven katten in dat huis.
A
betrekkelijk
B
handhaven
C
ca.
D
vrijwel

Slide 21 - Quiz

Welke woorden KEN je ECHT al?

Slide 22 - Open question