mode en design les 4 Hoofdstuk 2

mode en design les textiel
materialen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
ModeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

mode en design les textiel
materialen

Slide 1 - Slide

leerdoelen 
Leerling kan grondstoffen van textiel herkennen 
Na het doen van een brandproef kun je drie verschillende grondstoffen benoemen
Leerling kan de brandproef veilig uitvoeren

Slide 2 - Slide

kun je zoveel mogelijk soorten stof opnoemen.

Slide 3 - Mind map

kun je plantaardige stoffen noemen?

Slide 4 - Mind map

Textiel is een soort verzamelnaam voor lappen stof, garens en draden.
Noem 5 verschillende artikelen die gemaakt zijn van textiel.

Slide 5 - Mind map

kun je stoffen met een dierlijke grondstof noemen?

Slide 6 - Mind map

textiel
De basismaterialen waar textiel van wordt gemaakt noemen we grondstoffen. Voorbeelden van grondstoffen voor kleding zijn katoen, wol polyester en elastomeer.
Je kunt deze woorden vinden in kledinglabels. Kijk eens waarvan je kleding gemaakt is
iedere grondstof heeft zijn eigen eigenschappen.

Slide 7 - Slide

textiel
Textielgrondstoffen kunnen afkomstig zijn van:
  • de haren van dieren
  • de vezels van planten
  • kunstmatige vezels

Van de textielgrondstoffen kunnen garens gesponnen worden, dit zijn draden. Met garens kunnen lappen stof geweven worden of gebreid.

Slide 8 - Slide

Waarop let jij als je kleding voor jezelf koopt?

Slide 9 - Mind map

dierlijke basismaterialen wol
Wol: van schapen 
Angorawol: van angorakonijnen
Mohair: van langharige geiten
Alpacawol: van tamme lamasoort




Slide 10 - Slide

dierlijke basismaterialen wol
eigenschappen van wol:
  • wol kan kriebelen.
  • wol kan niet heet gewassen worden. Voorzichtig met de hand wassen.
  • wol isoleert goed.
  • wol kreukt niet.
  • wol stoot vuil af en wordt minder snel vies.
  • wol is gevoelig voor motten.

Vollen is het opzettelijk krimpen van een wollen stof
 




Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

dierlijke basismaterialen zijde
zijde is afkomstig van de cocon van zijdevlinders. Zijde is erg duur.

eigenschappen van zijde:
  • zijden stoffen glanzen mooi en zijn zacht
  • zijden stoffen zijn erg kwetsbaar
  • zijden stoffen moeten voorzichtig gewassen worden.
  • zijde is duur




Slide 13 - Slide

dierlijke basismaterialen zijde
Doelen:

Kennisdoelen: Leerlingen begrijpen de verschillen tussen katoen, synthetische stoffen en wol, en kunnen deze grondstoffen identificeren met behulp van een brandproef.

Vaardigheidsdoelen: Leerlingen voeren een brandproef uit en analyseren de resultaten om de samenstelling van de stoffen te achterhalen.

Attitudes: Leerlingen handelen veilig en zorgvuldig bij het uitvoeren van de brandproef.

Kan de vorm niet laden


Leerdoelen (SMART):

Specifiek: Leerlingen kunnen de grondstof van textiel (katoen, synthetisch, wol) identificeren door middel van de brandproef.

Meetbaar: Leerlingen benoemen de juiste grondstof van de stof op basis van hun observaties van de brandproef.

Acceptabel: Minimaal 80% van de leerlingen kan de verschillen tussen katoen, synthetisch materiaal en wol correct beschrijven.

Realistisch: De brandproef wordt veilig uitgevoerd in de klas, met de materialen die beschikbaar zijn.

Tijdsgebonden: De brandproef wordt binnen de lesduur van 90 minuten uitgevoerd.

Kan de vorm niet laden


Lesopbouw:

1. Introductie (10 minuten)

Uitleg:

Vandaag gaan we drie stoffen testen: katoen, wol, en een synthetische stof (bijvoorbeeld polyester).

Je leert hoe je deze stoffen kunt herkennen door middel van een brandproef.

Waarom een brandproef?
Een brandproef kan ons helpen te bepalen of een stof van natuurlijke oorsprong (zoals katoen of wol) is, of van synthetisch materiaal (zoals polyester). Elke stof gedraagt zich anders tijdens de brandproef.

2. Veiligheidsinstructies (10 minuten)

Veiligheidsmaatregelen:

Leg uit dat de brandproef een gevaarlijke activiteit is en dat we veiligheid altijd voorop stellen.

Zorg ervoor dat de leerlingen beschermende brillen en handschoenen dragen.

Zorg ervoor dat er een brandblusser of bak water binnen handbereik is.

De brandproef zal plaatsvinden op een brandveilige ondergrond (bijvoorbeeld een vuurvaste plaat).

3. Uitleg Brandproef (10 minuten)

Hoe voer je een brandproef uit?

Neem een klein stukje van elke stof (katoen, wol, synthetisch) en steek ze één voor één aan met een aansteker of gasbrander.

Observeer de manier van branden:

Katoen: Brandt snel, ruikt naar brandend papier, laat een grijze as achter.

Wol: Brandt langzaam, ruikt naar verbrande haren, laat een as van zwarte bolletjes achter.

Synthetisch (bijvoorbeeld polyester): Brandt langzaam, smelt en druppelt, ruikt naar verbrand plastic, laat een harde korrel achter.

4. Uitvoeren van de Brandproef (40 minuten)

Materialen:

Katoen, wol, en synthetische stof (bijvoorbeeld polyester)

Lichters of gasbrander

Veiligheidsbrillen en handschoenen

Brandvaste ondergrond (bijvoorbeeld vuurvaste plaat)

Brandblusser of bak water

Kleine stukjes van de stoffen

Notitieboekjes om waarnemingen vast te leggen

Stap 1: Geef elke leerling of groepje een klein stukje van elke stof (katoen, wol, en synthetisch).

Stap 2: Steek de stoffen één voor één aan (bijvoorbeeld eerst katoen, dan wol, dan synthetisch materiaal) en observeer:

Hoe snel brandt de stof?

Wat voor geur komt er vrij?

Wat voor as of restproduct blijft er achter?

Stap 3: Laat de leerlingen noteren wat ze waarnemen en probeer te raden welke stof het is op basis van de brandproef.

5. Analyse en Discussie (20 minuten)

Bespreking:

Laat de leerlingen hun waarnemingen met elkaar delen. Welke stof was snel? Welke stof had een brandende geur van plastic? Welke stof liet grijze of zwarte as achter?

Bespreek de juiste antwoorden:

Katoen: Brandt snel, ruikt naar brandend papier, laat een grijze as achter.

Wol: Brandt langzaam, ruikt naar verbrand haar, laat een as van zwarte bolletjes achter.

Synthetisch (Polyester): Brandt langzaam, smelt en druppelt, ruikt naar plastic, laat een harde korrel achter.

6. Reflectie (10 minuten)

Reflectievragen:

Wat heb je geleerd van de brandproef?

Waarom is het belangrijk om de eigenschappen van stoffen te begrijpen?

Wat zou je de volgende keer anders doen bij het uitvoeren van een brandproef?

Kan de vorm niet laden
Beoordelingsrubriek (2 punten per aspect):

Aspect

1 punt (voldoende)

2 punten (goed)

Observatie

De leerling maakt gedetailleerde aantekeningen van de brandproef.

De leerling maakt gedetailleerde en nauwkeurige aantekeningen van de brandproef.

Veiligheid

De leerling volgt de veiligheidsmaatregelen.

De leerling volgt strikt de veiligheidsmaatregelen.

Kennis

De leerling kan de stoffen identificeren, maar maakt een paar fouten.

De leerling kan alle stoffen correct identificeren op basis van de brandproef.

Puntentelling:

6 punten: Uitstekend werk!

4-5 punten: Goed, maar er is ruimte voor verbetering.

0-3 punten: Meer aandacht nodig voor de brandproef en de waarnemingen.

Kan de vorm niet laden


Materialen:

Katoen, wol, en synthetische stof (bijvoorbeeld polyester)

Aansteker of gasbrander

Veiligheidsbrillen en handschoenen

Brandvaste ondergrond

Brandblusser of bak water

Kleine stukjes van de stoffen

Notitieboekjes voor waarnemingen





Aftekenlijst Brandproef Textielsoorten

Naam leerling: _______________________ Datum: _______________________

Materialen:

Katoen

Polyester

Wol

Aansteker of lucifers

Metaal- of keramiekschaaltje (om veilig te werken)

Pen/potlood



Kenmerk



Katoen



Polyester

Wol

Brandt snel?

Ja / Nee

Ja/nee

Ja/nee

Rook ruikt naar:

Papier

plastic

Verbrand haar

Vorm van de as:

Zachte, lichte as

Gesmolten bolletjes

Broze korrelige as

Smelt of verbrandt?

Verbrandt

smelt

verbrandt

Kleur van de vlam:

Geel / Oranje

Blauwachtig met geel

Geel / oranje

Reactie op hitte:

Brandt snel

Krimpt en smelt

Brandt langzaam en sist

Resultaat experiment:



Schrijf hier welke stof je denkt dat het is.















Stof 1: _______________________



Stof 2: ________________________



Stof 3: ________________________





Veiligheidsregels

Werk altijd in een goed geventileerde ruimte.

Gebruik een hittebestendig oppervlak.

Draag geen losse kleding en bind lange haren vast.

Blusmateriaal moet altijd in de buurt zijn (bijvoorbeeld een blusdeken). 





Slide 14 - Slide

plantaardige basismaterialen katoen
Veel kleding wordt van katoen gemaakt. Het komt van de katoenplant.

eigenschappen van katoen:
  • katoen is goedkoop.
  • katoen is redelijk sterk.
  • katoen is warme isolerend en neemt makkelijk vocht op.
  • katoen kan heet gestreken worden.
  • Productie kost veel water.




Slide 15 - Slide

plantaardige basismaterialen linnen
 Linnen wordt gemaakt van de stelen en stengels van de vlasplant. De zaadjes van de vlasplant ken je misschien als lijnzaadjes die wel eens op brood zitten.

eigenschappen van linnen:
  • Het is bewerkelijk om linnen te maken.
  • Linnen is een beetje grof en voelt niet zo zacht.
  • Linnen kreukt snel.
  • Linnen is duur.

  • Productie kost veel water.




Slide 16 - Slide

kunstmatige basismaterialen
Van de hennepplant, bamboe, bananenbladeren en zelfs brandnetel kunnen stoffen van gemaakt worden. Het wordt nog weinig gebruikt en daardoor is de prijs erg hoog.




Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

kunstmatige basismaterialen
eigenschappen kunstmatige (synthetische) stoffen:
  • ze zijn door warmte vervormbaar. Denk aan plooien in rokken en een vouw in een nette pantalon.
  • er kunnen snel smeltgaatjes in de stof komen door vonken.
  • ze nemen nauwelijks vocht op en zijn na het wassen snel.
  • nadeel: zweterig
  • kunnen statisch worden
  • goedkoop
  • niet afbreekbaar, komen in de natuur terecht door wassen.






Slide 19 - Slide

Doe de "brandproef"
kom erachter wat de grondstoffen van drie stukjes stof zijn.

Slide 20 - Slide

terugblik
Wat ging goed
wat kon beter

Slide 21 - Slide

Aan het werk ....
  • Lees blz. 86-104
  • Maak de opdrachten  2.06 - 2.25 in je papieren boek.
  • Zorg ervoor dat alle opdrachten waar je afbeeldingen moet zoeken ook gemaakt zijn en bij de opdrachten zijn verwerkt.
  • Iets niet af, dan huiswerk.




Slide 22 - Slide