Past simple (alleen regular verbs)

Past simple
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Past simple

Slide 1 - Slide

Doelen
Aan het einde van de les weet je hoe je de past simple (regular) moet gebruiken.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Past Simple
You use the past simple when something happened in the past and is finished.

The past simple is what in Dutch is called the verleden tijd.


Slide 4 - Slide

Past simple (regular)
Past simple (irregular) 6.3F

Slide 5 - Slide

 Regular Verbs
After a regular verb you put -ed'

I walk -> I walked
He walks -> He walked
They walk -> They walked

Slide 6 - Slide

 Regular Verbs Spelling

Als een werkwoord eindigt op een medeklinker + -y, dan verandert de -y in -ie: I carry - I carried

Let op, er verandert niets als het werkwoord eindigt op klinker + -y:
I play - I played

Slide 7 - Slide

 Regular Verbs Spelling

Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter: I live - I lived

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat: I drop - I dropped

Slide 8 - Slide

Past Simple - Signal word
In Dutch signal words are called 'signaal woorden'  

These word help you to see if something happened in the past
  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007

Slide 9 - Slide

You use a past simple when...
A
Something happend in the future
B
something happens every day
C
something happend in the past and is finished
D
something didn't happen yet.

Slide 10 - Quiz

Choose the correct Past Simple form:
NAC ....... young PSV last week. (defeat)
A
defeat
B
defeated
C
defeats
D
defeateds

Slide 11 - Quiz

Choose the correct Past Simple form:
Nancy ....... with her friends yesterday.
A
has played
B
played
C
plaied
D
did played

Slide 12 - Quiz

Snap je het, ga dan aan de slag. Zo niet, kijk dan nog even mee!
Wat: Maak 6.2A (regular verbs). Eerste 5 minuten zelfstandig.
Hoe: Op je Ipad
Hulp: Buurman/buurvrouw
Tijd: 10 minuten
Uitkomst: Geen huiswerk
Klaar: Kijk vast naar de woordenlijst met onregelmatige werkwoorden bij 6.3F, en maak de opgaves over onregelmatige werkwoorden

Slide 13 - Slide

Past simple:
I _____ (study) very hard yesterday.
A
study
B
studyed
C
studies
D
studied

Slide 14 - Quiz

Past simple:
I _____ (clean) my room yesterday
A
clean
B
cleans
C
cleaned

Slide 15 - Quiz

Past simple:
He _____ (stop) working
A
stop
B
stops
C
stoped
D
stopped

Slide 16 - Quiz

Past simple:
You ...... very hard.
A
try
B
tries
C
tried
D
tryed

Slide 17 - Quiz

Wat is een signaalwoord van de verleden tijd?
A
tomorrow
B
last...
C
never
D
since

Slide 18 - Quiz


What is the past tense of: Work
A
works
B
worked
C
working
D
worked

Slide 19 - Quiz


What is the past tense of: Help
A
helping
B
helped
C
helps
D
help'd

Slide 20 - Quiz


What is the past tense of: Study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 21 - Quiz

Use a past simple:
Danny _____ (visit) his grandmother yesterday.

Slide 22 - Open question

(to stop) past simple
The baby ..... crying.

Slide 23 - Open question

Wat is de juiste Past Simple in deze zin?
We ... (change) flights in London.

Slide 24 - Open question

(to walk) past simple
He ....... in the park.

Slide 25 - Open question

(to kiss) past simple
She ..... her boyfriend.

Slide 26 - Open question

(to hurry) past simple
She ..... to the bus.

Slide 27 - Open question

Kan je zelf een zin maken met de Past simple?

Slide 28 - Open question

Opdracht
Wat: Maak 6.2A (regular verbs). Eerste 5 minuten zelfstandig.
Hoe: Op je Ipad
Hulp: Buurman/buurvrouw
Tijd: 10 minuten
Uitkomst: Geen huiswerk
Klaar: Kijk vast naar de woordenlijst met onregelmatige werkwoorden bij 6.3F, en maak de opgaves over onregelmatige werkwoorden

Slide 29 - Slide

Aan het einde van de les weet je hoe je de past simple (regular) moet gebruiken.

Slide 30 - Slide