Soorten onderzoek, hoofdvragen en deelvragen

1 / 24
next
Slide 1: Slide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Deze les:
  • Bedenken we wat voor type onderzoek we willen doen.
  • Formuleren we een hoofdvraag en een aantal deelvragen. 

Slide 2 - Slide

Hypothese

Je vraagt je iets af en hebt een verwachting.

Dit wil je onderzoeken.

De hypothese is dat je beschrijft wat je verwacht.

 

Slide 3 - Slide

Soorten onderzoek

Slide 4 - Slide

Fundamenteel

Je einddoel is om kennis te ontwikkelen of een theorie.
Toegepast

Je einddoel is om een product of procedure te ontwikkelen

Slide 5 - Slide

Verkennend (exploratief) onderzoek 

een voorlopige verklaring zoeken voor een probleem/ meer te weten te komen over een onderwerp/ de probleemstelling duidelijk krijgen bij onderwerpen waar nog niet veel over bekend is. 
Verklarend onderzoek


  • Oorzaken/gevolgen
  • Motivaties
  • Houdingen/meningen

Slide 6 - Slide

Inductief

Eerst heel veel observeren, vervolgens een theorie ontwikkelen over wat je zag, hebt gemeten tijdens je observaties. 
Deductief

Je hebt een theorie die je gaat toepassen op een casus/gebeurtenis/verschijnsel

Slide 7 - Slide

Kwantitatief onderzoek
Bedoeld om je hypothese te testen (je denkt iets over je onderwerp)

  • hoeveelheden, grootte etc.
  • breedte onderzoek
  • gaat om de cijfers 
  • enquete zeer geschikt
Kwalitatief onderzoek

Bedoeld om te begrijpen waarom

  • achtergronden, motivaties etc. van mensen
  • diepteonderzoek
  • cijfers minder belangrijk
  • interview zeer geschikt
Hier zie je een voorbeeld van de verwerking van een kwantitatieve onderzoek.
Het gaat hier om de verwerking van de cijfers.

Slide 8 - Slide

Hoofdvragen
Stel: 
In de Vrijheidswijk in wijk Leeuwarden hebben ze veel overlast van hangjongeren. De politie en de gemeente denken dat dit de leefbaarheid van de wijk verslechtert en zijn bang dat de wijk een slechte naam krijgt. 

Als onderzoeker weet jij dat je niet zomaar iets kan beweren, maar altijd eerst goed onderzoek moet doen. Bedenk een hoofdvraag.


Slide 9 - Slide


1. Wat zijn de specifieke vormen van overlast die door hangjongeren in de Vrijheidswijk worden veroorzaakt?
2. Op welke locaties in de Vrijheidswijk komt de overlast door hangjongeren het meest voor?
3. Welke demografische kenmerken hebben de hangjongeren (leeftijd, geslacht, achtergrond)?
4. Wat zijn de mogelijke oorzaken of motieven voor het gedrag van deze hangjongeren?
5. Welke maatregelen hebben de politie en de gemeente tot nu toe genomen om de overlast aan te pakken, en met welk resultaat?

6. Hoe ervaren bewoners van de Vrijheidswijk de overlast, en welke impact heeft dit op hun dagelijkse leven en gevoel van veiligheid?
7. Wat zijn de mogelijke lange termijn gevolgen voor de leefbaarheid en reputatie van de Vrijheidswijk als de overlast niet effectief wordt aangepakt?
8. Welke preventieve initiatieven of alternatieve vrijetijdsbestedingen kunnen worden geïntroduceerd om hangjongeren positieve keuzes te laten maken?
9. Hoe kunnen de politie, gemeente, scholen, ouders, en jongerenwerkers beter samenwerken om de overlast door hangjongeren te verminderen en de leefbaarheid in de Vrijheidswijk te verbeteren?

Slide 10 - Slide

Doel van een vraag
  • Beschrijven (niet wenselijk voor hoofdvraag. Kan wel als deelvraag)
  • Vergelijken (in hoeverre…)
  • Verklaren (waarom….)
  • Waarderen/evalueren (wat vind ik hier van en waarom, werkt deze oplossing)
  • Verbeteren (op welke manier….)



Regel 1: Nooit een ja/nee vraag.
Regel 2: Afbakenen in ruimte, tijd, wees specifiek!

Slide 11 - Slide

Dit gaan we oefenen!
Bedenk in 1 minuut zoveel mogelijk vragen over je eigen onderwerp.

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Checklist hoofdvraag
• BINNEN VAKGEBIED: Een vraag moet passen binnen het vak, waarmee je bezig bent.  
AFGEBAKEND: Hij moet duidelijk afgebakend zijn: het onderwerp, de periode en het gebied zijn duidelijk aangegeven (Wat?; Wanneer?: Waar?).  
EENDUIDIG: Hij is maar op één manier uit te leggen.  
ENKELVOUDIG: De vraag mag niet uit meerdere vragen bestaan.  
NIEUW: Hij moet nieuwe informatie opleveren. Wat je al weet, hoef je niet meer te onderzoeken.  
BEHAPBAAR: Hij moet te onderzoeken zijn met jouw beschikbare tijd en middelen.  

Slide 14 - Slide

Welk van onderstaande vragen is het meest geschikt als onderzoeksvraag voor een profielwerkstuk?
A
Hoe kan Nederland criminaliteit aanpakken?
B
Heeft Nederland een probleem met cybercriminaliteit?
C
Hoe kan Nederland cybercriminaliteit bestrijden?
D
Hoe kan Europa cybercriminaliteit bestrijden?

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Deelvragen:
  • Een hoofdvraag is vaak te groot om in één keer te kunnen beantwoorden. Daarom deel je de hoofdvraag op in een aantal deelvragen (4 is een mooi aantal voor een PWS). 
  • Door antwoorden te vinden op jouw deelvragen, beantwoord je uiteindelijk ook je hoofdvraag.

Slide 17 - Slide

Soorten deelvragen
 
  • beschrijvende vraag (wat is... hoe verliep...)
  • verklarende vraag (waarom..., wat zijn oorzaken..)    
  • vergelijkende vraag (in hoeverre...)
  • waarderende vraag (wat vinden mensen van... werkt deze oplossing...)

Slide 18 - Slide

De hoofdvraag luidt:
Welke rol spelen de aardbevingen in Groningen op de huizenprijzen op de Groningse woningmarkt?
Welke deelvraag hoort er niet bij?
A
Waardoor ontstaan de aardbevingen in Groningen?
B
Hoe verschillen de huizenprijzen op de Groningse woningmarkt van de huizenmarkt in andere regio's?
C
Hoe is de provincie Groningen ontstaan?
D
Welke factoren bepalen de huizenprijzen op de woningmarkt?

Slide 19 - Quiz

Bedenk één deelvraag bij de hoofdvraag: Hoe kan Nederland cybercriminaliteit bestrijden?

Slide 20 - Open question

Deelvragen
Volgorde deelvragen:
  • Door de eerste deelvraag te beantwoorden kun je aan de slag met de tweede deelvraag.
  • Je begint altijd met de beschrijvende en vergelijkende vragen.

Slide 21 - Slide

Checklist deelvragen 
CRITERIA HOOFDVRAAG: Deelvragen moeten aan dezelfde eisen voldoen als de hoofdvraag bij "Wat is een goede hoofdvraag?".  
ONDERSTEUNEND: Ze moeten de hoofdvraag ondersteunen. Je moet geen deelvragen stellen die niet nodig zijn voor het beantwoorden van de hoofdvraag.  
MINDER COMPLEX DAN HOOFDVRAAG Let op: de hoofdvraag is steeds complexer dan de deelvragen.  
GOEDE VOLGORDE Ze moeten in een logische volgorde staan:  
o Chronologisch.  
o Zodat ze een lopend verhaal opleveren.  
o In volgorde van complexiteit: eerst beschrijvende, dan verklarende enz.  

Slide 22 - Slide

Bronnen zoeken voor je onderzoek
  • krantenartikelen/tijdschriftartikelen/nieuwsitems
  • boeken (bibliotheek), schoolboeken
  • documentaires (NPO, 2DOC, IDFA enz.) => gebruik niet zo maar een YouTube filmpje. Er staan documentaires op YouTube, maar doe onderzoek voordat je iets gebruikt.
  • Statistieken (CBS, Worldometer, ourworldindata)
  • interviews
  • enquêtes
  • museum/tentoonstellingen

Slide 23 - Slide

Neem volgende week zo veel mogelijk bronnen mee. 

Slide 24 - Slide