hst 4 par 3 Grondwet 1848 2H

Burgers en stoommachines

Hst 4 par 3 Democratie en een koning  in Nederland
1 / 24
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Burgers en stoommachines

Hst 4 par 3 Democratie en een koning  in Nederland

Slide 1 - Slide

Agrarische samenleving
Infrastructuur
Urbanisatie
Huisnijverheid
Ambachten
Vakbonden
Socialisme
Mechanisatie
Bevolkingsgroei
Uitvindingen
Stoommachines
Minder werk op het land
Maak een tijdsvolgorde, wat was eerst?

Slide 2 - Drag question

Koning Willem I: wat hoort erbij?
1813
1848
 minister Thorbecke
 kapitalist
 investeringen
 modernisering
vergroten van agrarische sector
onrust in Europa
eerste grondwet
 socialist

Slide 3 - Drag question

Koning Willem II: wat hoort erbij?
1813
1848
 minister Thorbecke
 meer macht dan zijn vader
 investeringen
 Parlement verliest macht
minister is verantwoordelijk
 kiesrecht voor iedereen
 grondwet gaat veranderen

Slide 4 - Drag question

Scheiding van de machten
Koning maakt de wetten
Ministers leggen verantwoording af aan de koning
Ministers leggen verantwoording af aan het Parlement
 Het Parlement neemt besluiten over de wetten
Willem II wordt de nieuwe koning
Maak een tijdsvolgorde, wat was eerst?

Slide 5 - Drag question

Hoe moesten de producten worden vervoerd in deze moderne economie?
A
Trekschuit
B
Lopend
C
Paard en wagen
D
Stoomtrein

Slide 6 - Quiz

Parlement
1e en 2e Kamer
volksvertegenwoordiging
rechtspraak
uitvoerende macht 
wetgevende macht 
ministers
regering

Slide 7 - Drag question

liberalen
gelijkheid
vrijheid
kapitalisme
ondernemers
socialisme
kiesrecht
weinig regels

Slide 8 - Drag question

Noem twee voordelen van de stoomtrein?

Slide 9 - Open question

Waarom wilden de liberalen geen stemrecht voor iedereen?
Mensen met kapitaal hebben verstand van politiek
Iedereen is vrij om te stemmen
Ook de hardwerkende arbeider verdient stemrecht
Ik ben bang dat mijn bezit wordt afgenomen
Mensen met kapitaal hebben verstand van politiek

Slide 10 - Drag question

Wat is een constitutionele monarchie?
A
Koninkrijk met een grondwet
B
Koninkrijk zonder grondwet
C
Land met een grondwet maar geen koning
D
Koninkrijk met een absolute koning

Slide 11 - Quiz

Een republiek is een land
A
zonder koningshuis
B
zonder grondwet
C
zonder president
D
zonder Parlement

Slide 12 - Quiz

Wanneer is er sprake van echte democratie in Nederland?
A
1848
B
1879
C
1917
D
1919

Slide 13 - Quiz

In welk jaar kreeg Nederland voor het eerst een grondwet?
A
1813
B
1815
C
1830
D
1848

Slide 14 - Quiz

De belangrijkste politieke groep in 1848 waren de ......?......
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Confessionelen

Slide 15 - Quiz

Wie hebben er kiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaald mag hij stemmen
D
Niemand mag stemmen

Slide 16 - Quiz

Liberalen willen vooral.....
A
Weinig overheidsbemoeienis
B
Gelijkheid
C
Geen vrijheid
D
Politiek met de bijbel

Slide 17 - Quiz

Welke politieke groep mocht een nieuwe grondwet maken
A
socialisten
B
liberalen
C
democraten
D
Parlement

Slide 18 - Quiz

Wat betekent ' algemeen kiesrecht? '
A
stemrecht voor vrouwen
B
stemrecht voor rijke mannen
C
stemrecht voor mannen
D
stemrecht voor mannen en vrouwen

Slide 19 - Quiz

Een koninkrijk met een grondwet is:
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie

Slide 20 - Quiz

Het volk regeert via gekozen volksvertegenwoordigers
Dit noem je:
A
Een dictatuur
B
Een monarchie
C
Een parlementaire democratie
D
Verkiezingen

Slide 21 - Quiz

Kies een kenmerk van de Parlementaire Democratie. Meerdere antwoorden.
A
Grondwet
B
Vrije en geheime verkiezingen
C
Parlement bepaalt de wetten
D
Trias Politica

Slide 22 - Quiz

Leg uit waarom we niet direct na de grondwetswijziging van 1848 van een democratie konden spreken?

Slide 23 - Open question

Noem twee veranderingen waardoor de positie van de arbeiders is verbeterd.

Slide 24 - Open question