Economie examentrainingen examenjaar 2025

EXAMENTRAINING voor de examenkandidaten 2025


Economie TL 

Wat wordt er van mij verwacht tijdens een examen........??
1 / 39
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

EXAMENTRAINING voor de examenkandidaten 2025


Economie TL 

Wat wordt er van mij verwacht tijdens een examen........??

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Voorbereiding examen
  • Tips voor het maken van een examen

  • Checken of we weten hoe het examen eruit gaat zien
  • We gaan oefenopgaven maken uit oude examens

Slide 2 - Slide

Voorbereiden examen
  • Je moet alle hoofdstukken uit je boek kennen. 
  • De beste manier om je voor te bereiden op het examen is: samenvatting maken/leren en het maken van de oude examens
  • Veel van de onderwerpen die eerder in een centraal examen zijn gevraagd, komen terug.
  • Gebruik Eindexamensite.nl of Examensprint Pincode

Slide 3 - Slide

Onderdelen Examen economie
1. Consumptie  = hoofdstuk 1 en 2 uit je boek
2. Arbeid en productie = hoofdstuk 3, 4 en 5 uit je boek
3. Overheid en bestuur = hoofdstuk 6 uit je boek
4. Internationale ontwikkelingen = hoofdstuk 7 en 8 uit je boek
5. Rekenen (zit in alle hoofdstukken)
* Gebruik Eindexamensite.nl of Examensprint Pincode
                daarmee kun je per onderdeel oefenen!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Bij je economie examen mag je een woordenboek gebruiken
A
Nee, natuurlijk niet
B
Ja, een Nederlands woordenboek
C
Ja, een woordenboek Nederlands naar een andere taal
D
Ja, een NL woordenboek of een Nederlands wb naar een andere taal

Slide 6 - Quiz

Met potlood schrijven is toegestaan bij je economie examen
A
ja natuurlijk mag dat
B
Nee, dat mag niet m.u.v. het tekenen van grafieken met potlood
C
Nee, dat mag niet in verband met fraudegevoeligeheid

Slide 7 - Quiz

De vragen van je examen mag je alleen in de voorgeschreven volgorde maken
A
Ja, je moet beginnen met vraag 1, daarna vraag 2, vraag 3 enz.
B
Ja, anders word je op je cijfer gekort
C
Nee, dat hoeft niet, de docent zoekt het wel uit
D
Nee, dat hoeft niet, als je de vragen maar duidelijk aangeeft

Slide 8 - Quiz

Welke rekenmachine neem je mee naar je examen?
A
Een rekenmachine zonder toeters en bellen
B
Een gewone eenvoudige rekenmachine met reservebatterijen
C
Een grafische rekenmachine met een leeg geheugen
D
Een mobieltje met een goedgekeurde rekenmachine app

Slide 9 - Quiz

Enkele tips
  • Geld ALTIJD afronden op 2 decimalen, en......
  • Vergeet het €-teken niet
  • LEES de vraag goed, neem de tijd
  • Heb je antwoord gegeven op de vraag?
  • Geen vage beschrijvingen; ze/hun/we maar bijv. de  consumenten

Slide 10 - Slide

Enkele tips
  • Houd het simpel, betrek het naar jezelf, leef je in
  • Conclusie opschrijven! Wie heeft gelijk ....
  • Lees vraag na - als ze vragen naar % dan geen mld erachter zetten
  • Oefenen, oefenen, oefenen, én nakijken 
  • Begrippen en samenvatting goed leren

Slide 11 - Slide

Het examen maken:
  • Gebruik je kladpapier:
  1. Zet getallen op een rij
  2. Schrijf ook de woorden erbij
  3. Bij open vragen: schrijf de definitie even op
  • Let op de eenheden (€, %, aantallen, $, miljoen, x1000, enz.)
  • Controleer je antwoorden
  1. Heb ik de vraag echt beantwoord?
  2. Is het logisch?
  3. Reken % weer terug

Slide 12 - Slide

examen economie (correctie)
Wat doet een corrector....?

  • Per vraag krijgen je 0, 1 of 2 punten
  • Eén antwoord gevraagd? Alleen jouw eerste antwoord wordt gelezen
  • Géén berekening? Dan géén punten
  • Wordt er een antwoord met verklaring gevraagd? Zonder verklaring géén punten
  • Geef je bij meerkeuze teveel antwoorden? Géén punten
  • Als jij bij meerdere vragen dezelfde fout maakt, krijg je meerdere keren puntaftrek

Slide 13 - Slide

Examenvragen beantwoorden
Hoe doe ik dat? En wat betekenen de woorden in de vraag?
Welke soorten vragen zijn er?

Slide 14 - Slide

Open vraag
- Wanneer je een vraag helemaal juist beantwoord krijg je alle punten
-Als je een vraag gedeeltelijk goed hebt krijg je gedeeltelijk de punten
- Wanneer je bij een vraag het juiste antwoord geeft, maar geen uitleg of berekening geeft, wordt de vraag fout gerekend en krijg je 0 punten.

Slide 15 - Slide

Voorbeeldvraag
  • Leidt de verplaatsing van Nederlandse bedrijven naar China tot    conjuncturele of structurele werkloosheid in Nederland? Maak een keuze en verklaar je antwoord.
  • Antwoord:
structurele werkloosheid
Het antwoord is inderdaad structurele werkloosheid, maar wordt toch fout gerekend, want de juiste verklaring mist.

Slide 16 - Slide

Rekenvraag
Wat moet je doen?
Welke info heb ik nodig
welke formule moet ik toepassen
Houdt bij een rekenvraag ALTIJD rekening met Afronden:
Rond een antwoord in euro’s altijd met 2 cijfers achter de komma af
Rond een antwoord in procenten af met 1 cijfer achter de komma, tenzij anders vermeld
Dus als je antwoord 1,45 procent is schrijf je dit op als 1,5%
Heb je een antwoord verkeerd afgerond, dan wordt het antwoord fout gerekend en is de vraag dus fout beantwoord!
Schrijf altijd de hele berekening op! VERGEET DIT NIET, DIT IS ECHT SUPER BELANGRIJK!

Slide 17 - Slide

In een bepaald jaar heeft Nederland een exportquote van 71%. De exportwaarde is dat jaar € 630 miljard.
Bereken voor dat jaar het nationaal inkomen van Nederland. Noteer het bedrag voluit en rond het af op hele euro’s.


Slide 18 - Open question

Uitlegvragen


- Uitlegvragen zijn vragen waarbij je een economisch verschijnsel moet uitleggen, verklaren

Voorbeeld: Macedonië wil toetreden tot de Europese Unie (EU)
-Leg uit dat de welvaart in Macedonië door toetreding tot de  EU kan toenemen

Begin je antwoord door de vraag te herhalen. Je voorkomt hiermee dat je antwoord geeft op een vraag die niet gesteld is.

Slide 19 - Slide

Antwoord
Voorbeeld van een goed antwoord:
De welvaart in Macedonië kan door toetreding tot de EU toenemen doordat...............

1. dit land dan meer kan exporteren, waardoor het nationaal inkomen groeit
of
2. werkloze inwoners dan kunnen gaan werken in andere EU-landen, waardoor het nationaal inkomen groeit.

Slide 20 - Slide

Wat is er fout aan dit antwoord
Antwoord: die kunnen lager worden omdat ze eerder met pensioen gaan

Vraag:
 De gemiddelde levensverwachting stijgt. Toch willen sommige politici dat de AOW-leeftijd weer 65 jaar wordt. Als dat gebeurt, verandert de verhouding tussen de aantallen actieven en inactieven.
          🡪 Leg uit welke gevolgen dit kan hebben voor de AOW-premies en voor de hoogte van de AOW-uitkeringen. 
    

Slide 21 - Slide

Noem twee oorzaken van het ontstaan van inflatie.
Wat betekent eigenlijk oorzaken?

Slide 22 - Open question

Noem twee oorzaken van het ontstaan van inflatie.

Slide 23 - Open question

Inzichtsvraag
2p 32 Een lager rentepercentage stimuleert de economie, maar kan ook leiden tot hogere inflatie.
--> Leg uit in twee stappen dat een lager rentepercentage kan leiden tot een hogere inflatie.


Slide 24 - Slide

--> Leg uit in twee stappen dat een lager rentepercentage kan leiden tot een hogere inflatie.


Slide 25 - Open question

Inzichtsvraag
 Door de toegenomen globalisering wordt er steeds vaker 
geproduceerd in landen waar de lonen laag liggen. Nederlandse 
exportbedrijven vinden dat de lonen in Nederland omlaag moeten 
om de werkgelegenheid in ons land te behouden.
Bedrijven die alleen voor de binnenlandse markt produceren, 
vinden juist dat door verlaging van de lonen de werkgelegenheid in 
ons land minder zal worden.   
Verklaar in twee stappen het standpunt van de bedrijven die alleen 
voor de Nederlandse markt produceren.

Slide 26 - Slide

--> Leg uit in twee stappen ..........

Slide 27 - Open question

Algemeen - soorten vragen en examentaal

Slide 28 - Slide


Wat zijn argumenten? Argumenten zijn ...
A
Belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
Woorden die de mening van de schrijver aangeven
C
Een onderbouwing van de reden waarom je iets doet of niet doet of vindt of niet vindt
D
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst

Slide 29 - Quiz

Aarts bedrijf is gestart als een eenmanszaak. Aart vraagt Kyona om in te
stappen als partner van Aart in een besloten vennootschap (bv). Ze
bespreken de voors en tegens van deze rechtsvorm.
--> Noem een argument, anders dan een belastingvoordeel, om te kiezen
voor de rechtsvorm bv, in plaats van een eenmanszaak.

Slide 30 - Open question

Volgens Rashid zijn inkomensverschillen prima. Hij vindt dan ook dat “het
slecht zou zijn voor de Nederlandse economie als iedereen hetzelfde zou
verdienen”.
--> Noem een argument voor de uitspraak van Rashid.

Slide 31 - Open question

Toelichting
Geef een toelichting.
Maar wat is een toelichting?
A
een opmerking geven
B
voorbeelden geven
C
nadere uitleg geven
D
een vraag stellen

Slide 32 - Quiz

Veel jongeren zien rood staan bij een bank niet als lenen, maar met een
negatief saldo hebben ze wel een schuld, net als bij een persoonlijke
lening.
--> Noem een verschil tussen rood staan en een persoonlijke lening bij
een bank. Licht je antwoord toe.

Slide 33 - Open question

Geef een reden. Wat is een reden?
A
waardoor het komt
B
Wat je wilt
C
wat je mening is
D
wat voorbeelden zijn

Slide 34 - Quiz

Marjolein: “Ons rozenkweekbedrijf maakt winst. Dat komt voornamelijk
doordat we de productie voor een groot deel verplaatst hebben naar
Kenia in Afrika. De kostprijs is daardoor laag.”
--> Noem een reden voor de lage kostprijs van de rozenproductie in
Kenia.

Slide 35 - Open question

' Uitleggen' betekent
A
iets neerleggen
B
iets vertellen over het onderwerp
C
iets pakken
D
Iets uit elkaar halen

Slide 36 - Quiz

Tim en Tom horen hun ouders praten over de waardestijging van de
woning. Zij denken dat hun ouders daar blij mee zijn, maar vader merkt
op: “Aan die gestegen waarde hebben we nu niets.”
--> Leg de opmerking van vader uit

Slide 37 - Open question

Waar kun je oefenen?

Eindexamensite.nl
Examensprint Pincode

Slide 38 - Slide

Einde van deze examentraining.

Slide 39 - Slide