Debatteren

Debat
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Debat

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat is een debat?

Slide 3 - Mind map

Een debat is:

de·bat (het; o; meervoud: debatten)
1 gedachtewisseling, bespreking van het voor en tegen



bron: Van Dale woordenboek

Slide 4 - Slide

                                              Tips

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Welke tip vind je tot nu het best?

Slide 7 - Open question

Soms is een debat erg heftig

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Maak het niet persoonlijk
Reageer op de stelling, niet op de persoon.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Standpunt en argument
Standpunt: een taaluiting waarin een spreker of schrijver zijn mening over iets weergeeft.
Argument: een taaluiting waarmee een spreker of schrijver zijn standpunt verdedigt tegen kritiek.

Slide 12 - Slide

Signaalwoorden
Standpunten                                         Argumenten
- Ik vind dat...                                          - want
- Y is van mening dat...                      - omdat
- de conclusie moet zijn dat...       - immers
- het is duidelijk dat...                        - aangezien
- volgens mij... - namelijk
  etcetera etcetera

Slide 13 - Slide

Voor of tegen?
Argumenten zijn altijd goed, want het is jouw mening

Slide 14 - Open question

In de volgende dia/link kun je lezen dat niet alle argumenten geldig zijn.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Tegenargumenten/weerlegging
1. Ontkrachten
Meest gebruikt, maar minst effectief
Wordt snel een welles-nietesdiscussie

Slide 17 - Slide

Tegenargumenten/weerlegging
2. Negeren
Het kan, maar is zeer gevaarlijk. De ander heeft het waarschijnlijk door en zal u er op aanvallen. 

Slide 18 - Slide

Tegenargumenten/weerlegging
3. Sturen
Het geheime wapen van de ervaren debater die gewend is om tegengas te krijgen. Een korte reactie van een paar woorden en leg vervolgens uit dat er iets is dat nog veel belangrijker is. 

Slide 19 - Slide

Nu zelf aan de slag

Slide 20 - Slide

Ballondebat
5 leerlingen
Kies een bekende Nederlander
Ronde 1:1 min. aangeven waarom JIJ in de ballon moet blijven.

Ronde 2:Geef in 1 minuut aan waarom twee anderen uit de ballon moeten.

Slide 21 - Slide

Speeddebat
1. Stelling voor/tegen
2. vijf minuten voorbereiding
3. a: Speech, stelling
a: argument voor
b: argument tegen
enz.
4. jury/publiek bepaalt wie de winnaar is

Slide 22 - Slide

Stellingen
- Als een moeder na de bevalling weer gaat werken, moet de partner drie maanden thuis blijven.
- Cosmetische chirurgie moet verboden worden.
- Eenzame bejaarden moeten worden uitgerust met supersnel Wi-Fi
Gevangenen moeten een asielhond- of kat krijgen om voor te leren zorgen

Slide 23 - Slide

Kettingdebat
1. groep in tweeën verdelen, rijen tegenover elkaar
2.rij A is voor, rij B is tegen
3.A: standpunt + argument voor
B reactie op argument + tegenargument
4. A reactie op tegenargument + eigen argument

Let op: voorbereiden. Indenken tegenargument van de ander.

Slide 24 - Slide

Het grote debat
Groepjes:
in de groepjes in twee-/drietallen werken.
Ene helft is voor, andere helft van het groepje is tegen.

- Standpunt goed voorbereiden A
- Stelling goed voorbereiden. m.b.v. informate op het internet. (A en B)
Weet waar je het over hebt!

Debat
A standpunt + argument
B weerleggen/tegenargument

Slide 25 - Slide

Stellingen
- Alle wc's op scholen moeten genderneutraal worden.
- Alleen orgaandonoren mogen donororganen ontvangen.
- Als de oorlog voorbij is, moeten vluchtelingen terug naar hun eigen land.

Slide 26 - Slide

Beste jury, wie is de winnaar van het debat?

Slide 27 - Open question