les 4: tekststructuren, tekstdoelen, laatste les 3A1

1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Deze les
  • Oefenen met lezen 
  • Korte terugblik tekstdoelen en tekstsoorten
  • Stof voor de toetsweek 

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...


  • weet je uit welke structuren verschillende teksten bestaan.



    Slide 3 - Slide

    Voor de toetweek
    1. Je moet weten wat een inleiding, middenstuk en slot is 
    2. Je moet deelonderwerpen kunnen herkennen in het middenstuk 
    3. Je moet weten hoe in een inleiding de lezer nieuwsgierig gemaakt wordt 
    4. Je moet de inhoud van een tekst begrijpen: argumenten die gegeven worden, moet je kunnen herkennen 
    5. Je moet tekstverbanden kunnen herkennen en uitleggen 
    6. Je moet het doel van de tekst herkennen: informeren, amuseren, overtuigen of activeren 

    Slide 4 - Slide

    Stof voor TW1 3V: De brug blz. 246-250 opdr. 1 en opdr. 2; H1 blz. 12-19, startopdr., opdr 1, 2, 4, 5. Extra oefening(en) lezen. 

    Let op: bij leesvaardigheid in TW1 telt ook taalgebruik mee: inleidingen op antwoorden van open vragen, spelling, leestekens (zoals punt achter de zin), stijl. 

    Slide 5 - Slide

    Tekstdoel?
    1. Houden huisdieren echt van mensen/ons?
    2. Volgens Laura Marcus houden huisdieren niet echt van ons, want ze zijn afhankelijk van ons.
    3. Je hebt ze/huisdieren niet gebaard en ze praten niet terug.
    4. Volgens Martin Gaus onstaat er hechting tussen mens en dier (door het samen opgroeien)
    5. Honden en katten voelen dezelfde emoties/binding als mensen/ Honden en katten maken net als mensen oxytocine aan.
    6. We bieden ze veiligheid, we geven ze eten en we geven ze aandacht.
    7. Volgens Nienke Endenburg lijkt eigenbelang een grote rol te spelen bij vriendschap van dieren.
    8. Mensen houden van dieren omdat de acceptatie van dieren onvoorwaardelijk is
    9. Volgens Martin Gaus draait het bij mens en dier om eigenbelang.

    Slide 6 - Slide

    Wat is het tekstdoel van deze tekst?
    A
    Amuseren
    B
    Informeren
    C
    Overtuigen
    D
    Activeren

    Slide 7 - Quiz

    Slide 8 - Slide

    Slide 9 - Slide

    • Functie van de titel: de lezer nieuwsgierig maken en/of het onderwerp van de tekst noemen 
    • Functie inleiding: de lezer nieuwsgierig maken en onderwerp. Dat kan op de volgende vier manieren:
    1. Het onderwerp aankondigen (= vertellen waar de tekst over gaat)
    2. Een kort grappig of bijzonder verhaaltje (= anekdote) vertellen 
    3. Een of meer vragen stellen.
    4. De aanleiding voor het schrijven noemen (= vertellen waarom je schrijft)
    • Functie middenstuk: deelonderwerpen benoemen en uitleggen.
    • Functie slot: de tekst afsluiten, dat kan op de volgende drie manieren: 
    1. Conclusie
    2. Samenvatting
    3. Advies

    Slide 10 - Slide

    Slide 11 - Slide

    Slide 12 - Slide

    Slide 13 - Slide

    Slide 14 - Slide

    Slide 15 - Slide

    Slide 16 - Slide

    Slide 17 - Slide

    Opdracht
    Open de tekst over racisme in de zorg (zie teams).  

    Slide 18 - Slide

    Slide 19 - Slide

    Wie heeft de tekst geschreven?

    Slide 20 - Open question

    Slide 21 - Slide

    Hoe wordt de lezer in de inleiding nieuwsgierig gemaakt?
    A
    Het onderwerp wordt geïntroduceerd
    B
    Er wordt een anekdote verteld
    C
    Er worden vragen gesteld
    D
    Er wordt een stelling gegeven

    Slide 22 - Quiz

    Hoewel Nederland een rijk land is, raakt de inflatie iedereen. De overheid zou er meer op mogen ingrijpen, zegt de FNV. Wanneer mensen niet veel geld hebben, zijn ze minder gelukkig. Dat heeft effecten op de gezinssituatie: spanningen thuis nemen toe. Daarnaast is de inflatie moordend voor de economische vooruitgang en zullen bedrijven steeds vaker omvallen.

    Wat is hier het standpunt?

    Slide 23 - Open question

    Hoewel Nederland een rijk land is, raakt de inflatie iedereen. De overheid zou er meer op mogen ingrijpen, zegt de FNV. Wanneer mensen niet veel geld hebben, zijn ze minder gelukkig. Dat heeft effecten op de gezinssituatie: spanningen thuis nemen toe. Daarnaast is de inflatie moordend voor de economische vooruitgang en zullen bedrijven steeds vaker omvallen.

    Wat zijn hier de twee argumenten die worden gegeven voor het standpunt?

    Slide 24 - Open question

    Wanneer mensen niet veel geld hebben, zijn ze minder gelukkig. Dat heeft effecten op de gezinssituatie: spanningen thuis nemen toe.
    a b
    Spanningen thuis nemen toe


    Slide 25 - Open question

    Slide 26 - Slide

    Slide 27 - Slide

    Slide 28 - Video

    Welke tekststructuur past het best bij deze titel: 'Het ontstaan van een regenboog'
    A
    Argumentatiestructuur
    B
    Aspectenstructuur
    C
    Verklaringsstructuur
    D
    Voor- en nadelenstructuur

    Slide 29 - Quiz

    Welke tekststructuur past het best bij deze titel: 'Kinderen moeten meer sporten op de basisschool'
    A
    Argumentatiestructuur
    B
    Aspectenstructuur
    C
    Verklaringsstructuur
    D
    Voor- en nadelenstructuur

    Slide 30 - Quiz

    Welke tekststructuur past het best bij deze titel: 'Wel of niet een warme lunch op school?'
    A
    Argumentatiestructuur
    B
    Aspectenstructuur
    C
    Verklaringsstructuur
    D
    Voor- en nadelenstructuur

    Slide 31 - Quiz

    Welke tekststructuur past het best bij deze titel: 'Vakken op de middelbare school'
    A
    Argumentatiestructuur
    B
    Aspectenstructuur
    C
    Verklaringsstructuur
    D
    Voor- en nadelenstructuur

    Slide 32 - Quiz

    Welke tekststructuur past het best bij een tekst over de ontwikkeling van de telefoon tot smartphone?
    A
    aspectenstructuur
    B
    Verleden-heden(-toekomst)structuur
    C
    vraag-antwoordstructuur
    D
    argumentatiestructuur

    Slide 33 - Quiz

    Welke tekststructuur past het best bij een tekst over wie de beste kandidaat zou kunnen zijn voor de presidentsverkiezingen van de VS?
    A
    vraag- antwoordstructuur
    B
    aspectenstructuur
    C
    verklaringsstructuur
    D
    probleem-oplossingsstructuur

    Slide 34 - Quiz

    Welke tekststructuur past het best bij een tekst over België?
    A
    verklaringsstructuur
    B
    argumentatiestructuur
    C
    aspectenstructuur
    D
    probleem-oplossingsstructuur

    Slide 35 - Quiz

    Stof voor TW1 3V: De brug blz. 246-250 opdr. 1 en opdr. 2; H1 blz. 12-19, startopdr., opdr 1, 2, 4, 5. Extra oefening(en) lezen. 

    Let op: bij leesvaardigheid in TW1 telt ook taalgebruik mee: inleidingen op antwoorden van open vragen, spelling, leestekens (zoals punt achter de zin), stijl. 

    Slide 36 - Slide