GHVC NB week 38 2022

1 / 27
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Nieuwsbegrip    

Slide 2 - Slide

Zijn we er allemaal?

Stop je je telefoon in je tas?






De afspraken

Slide 3 - Slide

Nieuwsbegrip

* We oefenen het lezen van een tekst
* We leren nieuwe woorden over "duur" en "betalen"
* We leren de uitspraak van nieuwe woorden










De les van vandaag

Slide 4 - Slide

Duur

Slide 5 - Mind map

Hoe lees je een tekst?
Nieuwsbegrip    

Slide 6 - Slide

Kijk naar de tekst

* We kijken samen naar opdracht 1.
* Wat zijn titel, kopjes en plaatjes?
* Wat is een onderwerp?
* Wat weet je al zelf?

Slide 7 - Slide

Kijk naar de tekst

* We kijken naar de woorden:
- de stroom
- de fabriek
* We lezen samen de woorden op pagina 3.

Slide 8 - Slide

Kijk naar de tekst

* Lees zelf de tekst.
* Welke woorden ken je niet?
(onderstrepen)
Maak in je groepje opdracht 2 en 3.
stopwatch
00:00

Slide 9 - Slide

Opdracht 2. Inleiding
Wat is er allemaal duurder geworden? (3 dingen)

Slide 10 - Open question

Opdracht 2 - Spullen
Waarom kosten spullen meer dan vorig jaar?

Slide 11 - Open question

Opdracht 2 - Meer betalen
Welke dingen in huis kosten nu vaak meer geld dan eerst?

Slide 12 - Open question

4. Hoe proberen mensen geld te besparen?
* Ze douchen korter.
* Ze douchen kouder.
* Ze douchen vaker.
* Ze halen de verwarming weg.
* Ze zetten de verwarming hoog.
* Ze zetten de verwarming laag.

Slide 13 - Slide

5. Problemen
Welk probleem is er voor kinderen en wat is de oplossing?

Slide 14 - Open question

6. Doe jij al iets om geld te besparen?
Ja!
Nee

Slide 15 - Poll

Opdracht 3. Een 3-2-2 schema invullen.
Welke 3 nieuwe dingen weet je nu?

Slide 16 - Open question

Opdracht 3. Een 3-2-2 schema invullen.
Welke 2 dingen uit de tekst vind je goed om te weten?

Slide 17 - Open question

Opdracht 3. Een 3-2-2 schema invullen.
Welke 2 dingen uit de tekst vind je goed om te weten?

Slide 18 - Open question

Opdracht 3. Een 3-2-2 schema invullen.
Welke 2 vragen heb je nog na het lezen?

Slide 19 - Open question

Als ik een woord niet begrijp dan kan ik:



* Stukje verder lezen of stukje terug lezen
* Ik kijk naar het plaatje
* Ik kijk naar het woord zelf


Slide 20 - Slide

Opdracht 4.1 Wat betekent vervoeren?
A
Iets aan iemand geven omdat je zelf teveel hebt.
B
Op een plek bewaren waar mensen niet bij kunnen.
C
Van de ene plaats naar de andere plaats brengen.

Slide 21 - Quiz

Opdracht 4.2 Wat betekent kosten?
A
Hoeveel geld je bewaart voor later.
B
Hoeveel geld je krijgt als je werkt.
C
Hoeveel geld je voor iets moet betalen.

Slide 22 - Quiz

Opdracht 4.3 Wat betekent besparen?
A
Iets voor het eerst gebruiken.
B
Meer van iets gebruiken.
C
Minder van iets gebruiken.

Slide 23 - Quiz

Hoe wist je wat besparen betekent?
Ik heb naar het plaatje gekeken
Ik heb een stukje terug gelezen
Ik heb een stukje verder gelezen
Ik kende al een stukje van het woord
Ik kende het woord al

Slide 24 - Poll

Opdracht 4.4 Wat betekent in de problemen komen?
A
Fijne dingen meemaken, bijvoorbeeld op vakantie
B
Moeilijke dingen meemaken, en dat duurt een tijdje
C
Mooie dingen van iemand afpakken of stelen

Slide 25 - Quiz

Hoe wist je wat "in de problemen komen" betekent?
Ik heb naar het plaatje gekeken
Ik heb een stukje terug gelezen
Ik heb een stukje verder gelezen
Ik kende al een stukje van het woord
Ik kende het woord al

Slide 26 - Poll

Welke nieuwe woorden heb je in deze les geleerd?

Slide 27 - Open question