doel:
Ik weet wat een persoonlijk voornaamwoord is.
Ik weet wat een bezittelijk voornaamwoord is.
Ik weet wat een aanwijzend voornaamwoord is.
Ik weet wat een vragen voornaamwoord is.
Ik weet wat een wederkerend voornaamwoord is.
Ik weet wat een wederkerig voornaamwoord is.
Ik weet wat een onbepaald voornaamwoord is.
Ik weet wat een werkwoord is, en hoe ik het in een zin kan gebruiken.