Oefening voor examen (opzoeken en uitleggen van onderwerpen).
Pauze / installeren SchoolYear.
Oefenvragen LessonUp op basis van eerdere onderwerpen.
Volgende week: proefexamen (moet voldoende zijn)
1 / 47
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 4
This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Vandaag
Oefening voor examen (opzoeken en uitleggen van onderwerpen).
Pauze / installeren SchoolYear.
Oefenvragen LessonUp op basis van eerdere onderwerpen.
Volgende week: proefexamen (moet voldoende zijn)
Slide 1 - Slide
Examentraining
4 á 5 onderwerpen per student opzoeken en vervolgens klassikaal uitleggen aan je medestudenten.
Doordat je het leest, uitlegt in eigen woorden & aanhoort leren jullie wat de begrippen/onderwerpen inhouden.
Slide 2 - Slide
'Hoe groot de markt voor Heineken kan zijn' =
A
Marktaandeel
B
Marktomvang
C
Marktpotentieel
D
Marketing
Slide 3 - Quiz
Wat verstaan we onder parallellisatie
A
je specialiseert je in één specifiek product.
B
uitbreiding van je assortiment, in gelijksoortig product
C
je stoot juist taken af.
D
samensmelten van geledingen binnen kolom
Slide 4 - Quiz
Het bedrijf Sailor produceert opblaasbare boten. In 2019 is de potentiële vraag naar opblaasboten 750.000 stuks. In hetzelfde jaar kopen 65.000 klanten hun eerste opblaasbare boot. Daarnaast kopen 35.000 klanten voor de tweede keer een opblaasbare boot en 50.000 vervangen hun opblaasbare boot door een nieuwe.
Wat is het marktpotentieel (= maximale vraag)?
A
750.000
B
900.000
C
150.000
D
600.000
Slide 5 - Quiz
Wat is de klassieke vorm van een marketingcommunicatiemiddel
A
Adverteren via krant of tijdschrift
B
Radiospot
C
Facebook advertentie
D
Direct mail
Slide 6 - Quiz
Wat is een kopersmarkt?
A
Een markt waarbij er meer vraag is dan aanbod
B
Een markt waarbij er meer aanbod is dan vraag
C
Een markt waarbij er maar één koper is
D
Een markt waarbij er alleen maar verkopers zijn
Slide 7 - Quiz
Wat is narrowcasting?
A
informatie die je geeft, gericht op een specifieke doelgroep en plaats
B
dichtbij/lokale informatie
C
onbelangrijke informatie, zoals die in je spam komen
D
informatie die je opvraagt wanneer je reclame wil maken
Slide 8 - Quiz
wat is fieldresearch?
A
een interview bij de gemeente
B
zoeken via Google
C
gegevens zoeken bij het Centraal Bureau voor de Statistiek
D
literatuuronderzoek
Slide 9 - Quiz
Wat is deskresearch?
A
een enquête
B
zoeken op internet
C
een interview
D
een rapport opstellen
Slide 10 - Quiz
hetgeen de klant bereid is te betalen, hoort bij
A
concurrentie-
georiënteerde
prijsstrategie
B
kostengeoriënteerde prijsstrategie
C
afnemersgeoriënteerde prijsstrategie
D
differentiatieprijs-
strategie
Slide 11 - Quiz
Elk jaar is er weer een andere energieleverancier de goedkoopste. Van welke prijsstrategie is hier sprake?
A
stay out pricing
B
put out pricing
Slide 12 - Quiz
De Jong ICT-oplossingen heeft op dit moment twee bedrijfswagens. Doordat het bedrijf groeit, wil De Jong vier extra bedrijfswagens aanschaffen.
Van welk type vraag is hier sprake?
A
Additionele vraag
B
Initiële vraag
C
Vervangingsvraag
Slide 13 - Quiz
Fabrikant Softy maakt al lange tijd babyshampoo en gaat nu ook luiers fabriceren. Volgens Ansof is dit:
A
Marktontwikkeling
B
Diversificatie
C
Marktpenetratie
D
Productontwikkeling
Slide 14 - Quiz
Het marktonderzoekproces kent een aantal fasen. Wat gebeurt er in de fase ‘verzamelen van gegevens’?
A
De onderzoeker bepaalt de doelstellingen en doelgroep van het onderzoek.
B
De onderzoeker bepaalt de onderzoeksvragen en de probleemstelling.
C
De onderzoeker doet deskresearch en houdt enquêtes of diepte-interviews.
Slide 15 - Quiz
wat is het doel van de penetratieprijsstrategie?
A
snel kosten terugverdienen
B
marktaandeel verkrijgen
Slide 16 - Quiz
Stelling 1 Wanneer er in de bedrijfskolom een schakel bijkomt zoals een importeur noemen we dat integratie. Stelling 2 Een bakker die banketbakker wordt is parallellisatie.
A
1+2 zijn juist
B
1+2 zijn onjuist
C
1 is juist; 2 is onjuist
D
1 is onjuist; 2 is juist
Slide 17 - Quiz
Je zet het product voor een lage prijs in de markt
A
Afroomprijsstrategie
B
Penetratieprijsstrategie
Slide 18 - Quiz
Jouw bedrijf ervaart veel aanbieders op de markt. Van welke prijsstellingsmethode zal het bedrijf dan gebruik maken ?
A
afnemersgeoriënteerde prijsstelling
B
kostengeoriënteerde prijsstelling
C
Concurrentiegeoriënteerde prijsstelling
D
premiumpricing
Slide 19 - Quiz
Waar let je op bij het POS (Point of Sale
A
Je let erop dat je zelf en de verkoopomgeving er verzorgd uit ziet
B
Je let erop of de presentaties rond de kassa goed in het zicht staan
C
Je let erop dat de kassa al aanstaat, zodat je meteen kunt beginnen.
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 20 - Quiz
De consistentie van het assortiment heeft te maken met de mate van verwantschap tussen de artikelgroepen. Bij bijvoorbeeld kruidvat is er sprake van een inconsistent assortiment. Dit noemen we ook wel:
A
Productvervreemding
B
Assortimentsvervaging
C
Branchevervaging
D
Branchevervreemding
Slide 21 - Quiz
Een bioscoop heeft een wisselende bezettingsgraad. In de avond zijn er soms plaatsen te weinig, maar overdag altijd te veel. Met welk kenmerk van diensten heeft de bioscoop hier te maken?
A
Heterogeniteit
B
Interactieve consumptie
C
Ontastbaarheid
D
Vergankelijkheid
Slide 22 - Quiz
Branchevervaging:
A
meerdere winkels verkopen dezelfde producten
B
elke winkel verkoopt producten uit 1 branche
C
het is onduidelijk welk product bij welke branche hoort
D
winkels verkopen producten uit diverse branches
Slide 23 - Quiz
Eén van de fases in het marktonderzoekproces is het analyseren en interpreteren van gegevens. Wat is de volgende fase in het marktonderzoeksproces?
A
Presentatie en evaluatie
B
Probleemanalyse
C
Rapportage
D
Verzamelen van gegevens
Slide 24 - Quiz
Validiteit in een onderzoek betekent...
A
Een dwarsdoorsnede van de totale onderzoekspopulatie wordt onderzocht.
B
Herhaling van het onderzoek levert dezelfde resultaten op.
C
Het onderzoek is helder over de manier van onderzoek doen, verzamelde gegevens en analyse.
D
In het onderzoek wordt gemeten met helder omschreven standaarden.
Slide 25 - Quiz
Vivienne werkt bij een onderneming in sportartikelen. Maandelijks brengt dat bedrijf een gratis tijdschrift uit, dat verspreid wordt onder de klanten. Hierin staat uitgebreide informatie over het bedrijf en de producten en plannen voor de toekomst. Waarvan is dit een voorbeeld?
A
Direct marketing
B
Relatiemarketing
C
Customer media
D
Salespromotion
Slide 26 - Quiz
Bij het kopen van een laptop koopt consument ook een muis, omdat het handiger werken is. Dit is volgens consistentie van het assortiment voorbeeld van
A
consumptie- of gebruiksverwantschap
B
koopverwantschap
C
productieverwantschap
Slide 27 - Quiz
Wat is prijsdiscriminatie?
A
Voor verschillende producenten verschillende prijzen vragen
B
Consumenten discrimineren met de prijs van een product
C
Voor exact hetzelfde product verschillende prijzen vragen voor strict gescheiden deelmarkten
D
Prijzen verhogen als het goed gaat met de economie waardoor consumenten benadeelt worden
Slide 28 - Quiz
Een klant vraagt een makelaar om advies over de verkoop van zijn woning. In een gesprek worden de voor-en nadelen van het huis en de verkoopkosten besproken.
Met welk kenmerk van diensten heeft de makelaar hier te maken?
A
Heterogeniteit
B
Interactieve consumptie
C
Onaantastbaarheid
D
Vergankelijkheid
Slide 29 - Quiz
In welke fase van de productlevenscyclus is de bekendheid van een product het laagst?
A
In de introductiefase
B
In de groeifase
C
In de volwassenheidsfase
D
In de verzadigingsfase
Slide 30 - Quiz
Wat is een gedifferentieerde verkoopmethode?
A
verkoopmethode je op basis van kennis meedenkt en adviseert
B
Verkoopmethode waarbij je gericht bent op het oplossen van het probleem
C
Verkoopmethode waarbij je een duurzame relatie opbouwt en maatwerk levert
D
Verkoopmethode waarbij je een verschil maakt tussen doelgroepen en markten
Slide 31 - Quiz
Een fabrikant brengt onder dezelfde merknaam verschillende producten op de markt, zoals mixers, scheerapparaten en elektronische tandenborstels.
Wat voor merk is dit?
A
Huismerk
B
Paraplumerk
C
Keurmerk
Slide 32 - Quiz
Wat zijn de goede volgorde van de Fases van de productlevenscyclus?