leçon 22: article partitif_TV3E

Bonjour
Bonjour TV2H
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour
Bonjour TV2H

Slide 1 - Slide

Le programme:
        Aujourd'hui (=vandaag):
  • Apprendre l'article partitif: du, de la, de l', des
leçon 22

Slide 2 - Slide

L'article partitif = het delend lidwoord

Slide 3 - Slide

0

Slide 4 - Video

Welke delende lidwoorden ken je in het Frans?

Slide 5 - Mind map

De lidwoorden (de, het, een) zijn in het Nederlands vergelijkbaar met de lidwoorden in het Frans (le, la, les, un, une)
A
waar
B
misschien
C
soms maar niet altijd
D
niet waar

Slide 6 - Quiz

Soms staat er in het Nederlands geen lidwoord voor een zelfstandig naamwoord.
A
niet waar
B
misschien
C
waar
D
klopt het niet

Slide 7 - Quiz

Soms staat er in het Frans wel een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord als er in het Nederlands geen lidwoord is?
A
Hoe dan?
B
niet waar
C
misschien
D
waar

Slide 8 - Quiz

Welke vorm je gebruikt, hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het delend lidwoord bij hoort

Slide 9 - Slide

Sleep het delend lidwoord naar de juiste zinnen.
J´ai choisi  ... salade.
Les francais boivent ... café au petit déjeuner.
Ils mangent aussi ... olives.
Elle n'y a pas ... concombre dans ma salade.
Il n´y a pas ... haricots blancs au menu.
des
d'
de
de la
du

Slide 10 - Drag question

Sleep het delend lidwoord naar de juiste zinnen.
Je mange ... saucisses.
Elle boit ... eau minérale.
Ils achètent ... pain.
Elle n'a pas  pris ... dessert.
On a peu ... épice. Il faut en acheter.
du
d'
de
des
de l'

Slide 11 - Drag question

Delend lidwoorden:
Woorden van hoeveelheid: 
beurre     "boter"
glace         "ijs "
énergie    "energie" 
frites       "frietjes" 
un paquet
beaucoup
trop
un plat
beurre 
glace 
énergie
frites
du
de la
de l'
des
de
de
de
d'

Slide 12 - Drag question

Na een ontkenning of na een woord dat een hoeveelheid aangeeft, gebruik je DE
dus geen DU, DE LA, DE L´ of DES
Je prends un litre de lait.     > Ik neem een liter melk.
Il y a du beurre? > Non, il n´y a pas de beurre.   > Er is boter? > Er is geen boter

Woorden van hoeveelheid: beaucoup,  trop,  peu,  un kilo/litre,  un verre, 
une bouteille,  un paquet,  moins,  combien, etc.

Slide 13 - Slide

Heb ik het begrepen en kan ik het zelfstandig toepassen?
A
Ik heb het meeste begrepen, maar niet alles!
B
Ik heb maar weinig begrepen en ik heb nog vragen!
C
Ja, ik vond het gemakkelijk en ik heb alles begrepen!
D
Help! ik begrijp er niets van!

Slide 14 - Quiz

Les devoirs:

  • Apprendre: supplément, pages 35-36 + studygo 6-7 N-F
  • Faire: VWO 2 > D'Accord > Chapitre 6 > 6.3 > 2 + 3 + 5
  • Faire: Supplément, page 36, exercice A

Slide 15 - Slide