TA 6. thema 2 herhaling

doel:
Ik leer de persoonsvorm van de zin herkennen en benoemen.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

doel:
Ik leer de persoonsvorm van de zin herkennen en benoemen.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

De persoonsvorm (pv) is altijd een vorm van werkwoord.




Vasco aait de hond.

De persoonsvorm (pv) zegt wat er wordt gedaan.


Slide 3 - Slide

De juf doet voor:
Anne  voert haar konijntjes.
Voert Anne haar konijntjes?    

Juul  fietst snel naar school.
Fietst Juul snel naar school?

Slide 4 - Slide

Zijn jullie er klaar voor?!

Slide 5 - Slide

Een persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Wende loopt naar school.
A
Wende
B
naar
C
loopt
D
naar school

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Lisa poetst haar tanden.
A
Lisa
B
poetst
C
haar
D
tanden

Slide 8 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

De bloemen hebben roze knoppen.
A
De bloemen
B
hebben
C
roze
D
knoppen

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Groep 6 is aan het werk.
A
Groep 6
B
is
C
aan
D
het werk

Slide 10 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Vorige week speelden Julia en Lauren in het park.

Slide 11 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
Nienke schreef alles in haar schrift.

Slide 12 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
De winkel is dicht.

Slide 13 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
Zoë won zondag de wedstrijd.

Slide 14 - Open question

GOED GEOEFEND!!!!

Slide 15 - Slide