Test H3 Opsporingsambtenaar

Hoofdstuk 3
De opsporingsambtenaar
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BeveiligingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 3
De opsporingsambtenaar

Slide 1 - Slide

Log in en laat even weten...
Hoe zit je er bij?

Slide 2 - Poll

QUOTE VAN DE DAG
JE BENT WAAR JE VOETEN 
ZIJN

Slide 3 - Slide

welk artikel van het wetboek v SV is een buitengewoon opsporingsambtenaar?
A
Artikel 300
B
Artikel 141
C
Artikel 142
D
Artikel 67

Slide 4 - Quiz

is een buitengewoon opsporingsambtenaar bevoegd om alle strafbare feiten op te sporen?
A
nee, alleen als het uit de hand begint te lopen
B
nee , alleen een algemeen opsporingsambtenaar is bevoegd voor alle strafbare feiten
C
ja, als de korpschef zegt dat het mag dan mag dat
D
ja

Slide 5 - Quiz

wat staat er in het besluit boa?
A
bevat bepalingen voor bekwaamheid en betrouwbaarheid van de boa over zijn beediging, de instructie en het toezicht op de boa
B
akte van beediging
C
dat je een contract hebt voor alle strafbare feiten
D
alle artikelen die er bestaan

Slide 6 - Quiz

wat staat er in een akte van beediging?
A
opsporingsbevoegdheden die je mag opsporen
B
grondgebied en strafbare feiten
C
grondgebied, strafbare feiten, eventueel politie bevoegdheden
D
welke politie bevoegdheden een boa heeft

Slide 7 - Quiz

wat is domein 4?
A
onderwijs
B
openbaar vervoer
C
openbare ruimte
D
generieke opsporing

Slide 8 - Quiz

wat is domein 1?
A
werk, inkomen en zorg
B
openbare ruimte
C
openbaar vervoer
D
onderwijs

Slide 9 - Quiz

Is een politievrijwilliger ook een 'ambtenaar van politie'?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Wanneer mag je een vervoersfouillering uitvoeren?
A
alleen om te controleren op een vervoersbewijs
B
alleen als er sprake is van een aantoonbare dreiging
C
altijd als de persoon moet worden vervoerd
D
alleen op bevel van de (h)ovj

Slide 11 - Quiz

wie verleent de akte van beediging ?
A
burgemeester
B
hovj
C
korpschef
D
minister van justitie en veiligheid

Slide 12 - Quiz

moet een boa zich legitimeren als hier om gevraagd wordt?
A
nee, dit mag die zelf kiezen
B
nee, alleen wanneer een politie agent hier om vraagt
C
ja, dit moet je altijd laten zien wanneer er om wordt gevraagd
D
ja, alleen niet als mensen je uitschelden

Slide 13 - Quiz

hoe is een insigne van de boa vastgesteld
A
hand, scepter en schild
B
schild en weegschaal
C
scepter, schild en een fakkel
D
vlam op een wetboek

Slide 14 - Quiz

BOA moet voortdurend zijn kennis en vaardigheden op peil houden en van onbesproken gedrag blijven. Elke..... jaar wordt dit getoetst.

A
10 jaar
B
4 jaar
C
6 jaar
D
5 jaar

Slide 15 - Quiz

moeten boa's samen werken met de politie?
A
ja, dit is verplicht
B
ja maar dan moet de boa eerst een politie uniform aan doen
C
dat mogen ze zelf kiezen
D
nee, dit mag absoluut niet want dit kan voor gevaar zorgen

Slide 16 - Quiz

de politie in nederland bestaat uit de landelijke eenheid en ......
A
regionale eenheden en het politiedienstencentrum
B
rijksrecherche
C
regionale korpsen en het politiedienstencentrum
D
politiedienstencentrum

Slide 17 - Quiz

wat is de definitie van geweld?
A
dwangmatige kracht uitgeoefend op personen of zaken
B
iemand proportioneel behandelen
C
elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken.
D
subsidiair optreden

Slide 18 - Quiz

wie bepaalt of een buitengewoon opsporingsambtenaar geweld of vrijheidsbeperkende middelen mag gebruiken?
A
de hulpofficier van justitie
B
de officier van justitie
C
korpschef
D
de minister van justitie en veiligheid

Slide 19 - Quiz

wat wordt onder opsporingsambtenaren verstaan?
A
alle ambtenaren die zijn belast met de opsporing van het strafbare feit
B
alle personen die zijn belast met de opsporing van alle strafbare feiten
C
alle personen die zijn belast met de opsporing van de strafbare feiten die in hun akte van beegiging staat
D
alle personen die zijn belast met de opsporing van het stafbare feit

Slide 20 - Quiz

welke politiebevoegdheden (fouillering) heeft een boa mits deze in zijn akte van beediging staat?
A
veiligheidsfouillering, vervoersfouillering en insluitingsfouillering
B
veiligheidsfouillering, identiteitsfouillering en vervoersfouillering
C
identiteitsfouillering, veiligheidsfouillering en insluitingsfouillering
D
opsporingsfouillering, identiteitsfouillering en evenementen fouilleringen

Slide 21 - Quiz

wat betekent het begrip 'proportionaliteit'
A
dat de Nederlandse strafwet van toepassing is op ieder, die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt
B
dat de opsporingsambtenaar zijn doel op de voor de betrokkene minst ingrijpende wijze moet zien te bereiken.
C
dat de bevoegdheid die de opsporingsamb- tenaar hanteert en met name de mate waarin die bevoegdheid wordt gehanteerd, in verhouding moet staan met het doel dat hij daarmee wil bereiken.
D
dat de Nederlandse strafwet van toepassing is op een ieder die zich buiten Nederland aan boord van een Neder- lands vaartuig of luchtvaartuig aan enig strafbaar feit schuldig maakt.

Slide 22 - Quiz

waar uit bestaat het Openbaar Ministerie (OM)
A
leden van het college van procureurs-generaal, (hoofd)advocaten-generaal en officier van justitie
B
leden van het college van procureurs-generaal, (hoofd)advocaten-generaal en (hoofd)officieren van justitie.
C
leden van het college van procureurs-generaal, (hoofd)advocaten-generaal en minister van veiligheid en justitie
D
(hoofd)advocaten-generaal, officier van justitie en (hoofd)officieren van justitie.

Slide 23 - Quiz

Wie stelt het model van het legitimatiebewijs van de buitengewoon opsporingsambtenaar vast?
A
minister van veiligheid en justitie
B
de korpschef van de nationale politie
C
het college van procureurs-generaal
D
hulp officier van justitie

Slide 24 - Quiz

wat betekent 'Strafvorderlijke beslissingen'
A
besslising maken over een proces-verbaal
B
wel of niet mogen ‘staande houden’, ‘aanhouden’, ‘in beslag nemen’, ook: woning doorzoeken om de waarheid omtrent een sf vast te stellen
C
door het OM ter beoordeling aan de strafrechter voorleggen van een strafbaar feit dan wel het uitvaardigen van een strafbeschikking.
D
de vrijheidsbeneming als gevolg van een bevel van bewaring, gevangenneming of gevangenhouding.

Slide 25 - Quiz