2.2 De handel in de Republiek groeit

Welkom
Programma:
- Mededeling
- Leerdoelen
- Gouden Eeuw: 2. Handelsstad Amsterdam
- Filmpje
- Opdracht
- Afsluiting
1 / 34
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
Programma:
- Mededeling
- Leerdoelen
- Gouden Eeuw: 2. Handelsstad Amsterdam
- Filmpje
- Opdracht
- Afsluiting

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je uitleggen waarom en hoe Nederland in de 17e eeuw een rijk land werd.

Slide 3 - Slide

2. De handel in de Republiek groeit

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Bestuur van de Republiek
Centraal
in Den Haag.
Per gewest
Er zijn 7 gewesten met een eigen Staten vergadering
Wetgeving
Belasting
Rechtspraak
De  staten
Staten generaal

Slide 13 - Drag question

Waarom wordt de Gouden Eeuw zo genoemd?

Slide 14 - Open question

Handelen
  • Rond 1600 waren veel Hollandse en Zeeuwse steden rijke en belangrijke handelssteden geworden.

  • Kooplui uit die steden kochten en verkochten producten in heel Europa. Hoe was dat zo gekomen?

Slide 15 - Slide

Daarvoor moeten we terug naar de middeleeuwen: de Hanze.

Slide 16 - Slide

Einde Hanze
  • Aan het einde van de 15e eeuw kwam er een einde aan het handelen met de Hanze.

  • Oorzaak?


Slide 17 - Slide

Antwerpen
  • In de Nederlanden (nog onderdeel van Spanje) is Antwerpen de belangrijkste handelsstad.

  • Maar na 1585 wordt dat Amsterdam. Waarom?

Slide 18 - Slide

Waarom wordt Amsterdam na 1585 de belangrijkste handelsstad van de Nederlanden?

Slide 19 - Open question

Oorzaken groeiende handel

Antwerpen in 1585 werd veroverd door Spanje.

Oorzaken voor de groei van Amsterdam:

  • Komst Antwerpse handelaren.
  • De veranderingen in de landbouw: Hollandse boeren produceerden producten voor de markt (commerciële landbouw).

Slide 20 - Slide

Oorzaken groeiende handel
  • Handel met de Oostzee: met deze handel verdienden de Hollanders veel geld --> 'moedernegotie' 


  • Dat betekent: de belangrijkste handel van alle handel. Door deze handel groeide  ook de nijverheid (werk) in Nederland.

Slide 21 - Slide

Door deze oorzaken moest Amsterdam uitbreiden, de stad werd te klein voor de groeiende handel.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Pakhuizen
  • In Amsterdam, en andere handelssteden, staan pakhuizen. Daarin worden de producten opgeslagen.

  • Later werden deze producten ook nog bewerkt voor ze weer verkocht werden.

Slide 24 - Slide

Nijverheid
  • De producten worden in Nederland bewerkt. De nijverheid in Nederland profiteert hiervan. Van laken (de stof) maken ze kleding etc.

Slide 25 - Slide

De handel staat centraal
  • Kooplui probeerden zo veel mogelijk geld te verdienen met de handel.

  • Deze vorm van economie noemen we: handelskapitalisme. Hierbij draait het om het maken van winst!

Slide 26 - Slide

Op de beurs
  • Op de beurs verhandelden de kooplieden hun waar en kochten ze ook nieuw waar van andere handelaren.

Slide 27 - Slide

Welk begrip hoort bij deze betekenis: "handel tussen Nederland en het Oostzeegebied"

Slide 28 - Open question

Welk begrip hoort bij deze betekenis: "Plaats waar ingekochte producten worden opgeslagen om vanwaaruit weer te worden verhandeld"
A
Oostzeegebied
B
Handelskapitalisme
C
Beurs
D
Stapelmarkt

Slide 29 - Quiz

Is de term 'Gouden Eeuw' wel een goede benaming? Heeft iedereen in Nederland het goed?

Slide 30 - Open question

Zelfstandig werken
Wat? Maken opdrachten paragraaf 2
Werkboek pagina:  24 & 25
Tekstboek pagina:  32 t/m 34
Opdracht:  3, 4, 5, 6, 7, 9 
Hoe? In stilte! (Zs)
Hoe lang? Rest van de les.
Hulp? Je mag de docent vragen stellen.
Klaar? Lezen paragraaf 3

Slide 31 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je uitleggen waarom en hoe Nederland in de 17e eeuw een rijk land werd.

Slide 32 - Slide

Deze drie onderwerpen snap ik:

Slide 33 - Open question

Dit snap ik nog niet van paragraaf 2:

Slide 34 - Open question