1.2 Leesvaardigheid 01-09-2021

Deze periode: Leesvaardigheid

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Deze periode: Leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

Begrippen leesvaardigheid
Tekstdoelen:
Drie delen van een tekst:
Onderwerp:
Hoofdgedachte:
Deelonderwerp:

Slide 2 - Slide

Manieren van lezen
1 Verkennend lezen: tekst verkennen
2 Grondig lezen: je wilt de tekst begrijpen en leest hem aandachtig door
3 Zoekend lezen: je zoekt gericht naar informatie die je nodig hebt

Slide 3 - Slide

Tekstdoelen
1 Informeren: informatie geven / iets nieuws vertellen
2 Uitleggen: de schrijver wil uitleg of een instructie geven
3 Mening geven de schrijver geeft verschillende meningen (beschouwing)
4 Overtuigen: de schrijver wil anderen van zijn/haar mening overtuigen / waarschuwen
5 Amuseren: vermaken
6 Activeren / aansporen / overhalen: de schrijver wil de lezer tot handelen overhalen

Slide 4 - Slide

Onderwerp van een tekst
Het onderwerp kun je formuleren in slechts één woord (gameverslaving) of een woordgroep (het beroep vuilnisman)
Het onderwerp vind je vaak al als je de titel, ondertitel, afbeeldingen en/of inleiding bekijkt.

Slide 5 - Slide

Deelonderwerpen van een tekst
Met een deelonderwerp belicht de auteur een deel van het onderwerp.
Tussenkoppen kondigen vaak deelonderwerpen aan.
Onderwerp: vluchtelingen
Deelonderwerpen: herkomst van vluchtelingen, geschiedenis van vluchtelingenopvang

Slide 6 - Slide

Hoofdgedachte
Het belangrijkste dat de auteur (schrijver) over het onderwerp zegt, is de hoofdgedachte.
Voorkeursplaatsen zijn: (onder)titel, inleiding, slot. Bij nieuwsberichten is het vaak de eerste zin.
'Wat zegt de auteur over het onderwerp?' -> hoofdgedachte

Slide 7 - Slide

Oefening
  1. Wat is het onderwerp van de tekst?
  2. Wat is de hoofdgedachte?
  3. Noteer een deelonderwerp
  4. Bedenk een titel voor deze tekst
timer
8:00

Slide 8 - Slide

Samenwerkend leren

Omschrijving
Stel dat je een tekst wilt schrijven over gamen, maar je weet nog niet precies wat je daarover gaat schrijven.
Het kan gaan over het ontstaan van een bepaald type game of over gameverslaving. Je gaat daarom brainstormen over het onderwerp.
  1. Bedenk een mogelijke hoofdgedachte voor een tekst over games. 
  2. Bedenk bij deze hoofdgedachte een paar deelonderwerpen die belangrijk zijn voor het bespreken van die hoofdgedachte.
timer
4:00

Slide 9 - Slide

We kennen drie manieren van lezen:
verkennend, grondig en zoekend lezen.
Neem de manieren over en leg ze kort uit.

Slide 10 - Open question

Uit welke drie delen bestaat een tekst?

Slide 11 - Open question

Opbouw van een tekst
1 Inleiding
2 Middenstuk / kern
3 Slot 

Slide 12 - Slide

Manieren van inleiden
Inleiding
- onderwerp van de tekst noemen
- een vraag stellen over het onderwerp
- een probleem noemen
- anekdote (= kort grappig verhaaltje)
- een persoonlijke ervaring vertellen
- de aanleiding van het schrijven noemen

Slide 13 - Slide

Manieren van afsluiten
Slot
- een samenvatting geven
- een conclusie trekken
- antwoord geven op een belangrijke vraag
- de oplossing van een probleem geven
- een advies geven of oproep doen

Slide 14 - Slide

Samengevat
- Onderwerp: zo kort mogelijk de tekst samenvatten (één woord of een paar woorden)
- Hoofdgedachte: de tekst samenvatten in één zin (markeer de belangrijkste zinnen en vorm die samen tot één zin)
- Titel: naam van de tekst
- Tussenkopjes: minititels boven alinea's
- Deelonderwerp: onderwerp van een deel van de tekst

Slide 15 - Slide

Je kent zeven tekstverbanden:
      1. Chronologisch tekstverband (tijdsvolgorde)
  2. Opsommend tekstverband
     3. Tegenstellend tekstverband
4. Uitleggend tekstverband
5. Concluderend/samenvattend tekstverband
6. Redengevend tekstverband
7. Oorzaak en gevolg tekstverband

Slide 16 - Slide

Signaalwoorden (uitleg) 
Tekstverband:                                                  Signaalwoord:
voorbeeld                                                           zo, zoals, bijvoorbeeld
reden/ argument                                             want, omdat, daarom
conclusie/ standpunt                                     dus, kortom, dan ook


Slide 17 - Slide

Hoe pak je een examentekst aan?
Stap 1: lees de tekst oriënterend door (titel, bron + voorspellen)
Stap 2: lees de eerste alinea
Stap 3: lees de eerste vraag bij de tekst en het gedeelte van de tekst dat hierover gaat

- lees de tekst helemaal door
- lees de tekst bij de vragen

Slide 18 - Slide

Soorten vragen examentekst
1 Meerkeuzevragen: 
- Dek alle antwoorden af en bedenk zelf een antwoord - kies het meest passende antwoord.
- Zoek in elk antwoord het kernwoord en ga na of je dat herkent in het deel van de tekst waar de vraag over gaat.
2 Citeervraag
Neem een zin of een deel van de zin over (citeren of letterlijk overnemen met regelnummer).
' Eerste twee woorden..... laatste twee woorden.'  (r. 1)

Slide 19 - Slide

Soorten vragen examentekst
3 Gesloten vragen
Wees duidelijk in je antwoord.
4 Open vragen
Je moet hier zelf het antwoord formuleren. 
Tip: neem zoveel mogelijk woorden uit de tekst over + let op het maximaal aantal woorden

Slide 20 - Slide