1TL1 tweede uur

WELKOM
3 Kader
Welkom
1TL1
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WELKOM
3 Kader
Welkom
1TL1

Slide 1 - Slide

Afspraken
  • Mobiel in de bak.
  • Als de docent praat, luisteren we.
  • Als we iets willen zeggen of antwoord geven, steken we onze hand op.
  • We luisteren als een medeleerling een vraag stelt.
  • We doen mee in de les.
  • We maken ons huiswerk.

Slide 2 - Slide

Programma van de les
1TL1 13 april 2022
Programma:

  • Opening
  • Aanwezigheid
  • Verleden tijd zwakke werkwoorden
  • Afsluiting
Lesdoel:
Ik kan de verleden tijd van zwakke werkwoorden goed spellen.



Slide 3 - Slide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 4 - Slide

Doel
Ik kan de verleden tijd van zwakke werkwoorden goed spellen.

Slide 5 - Slide

Huiswerk
Maken Hoofdstuk 5

Taalverzorging
Spelling
Over de verleden tijd van zwakke werkwoorden
Starttopdracht, opdracht 1 en opdracht 2

Slide 6 - Slide

Spelling, verleden tijd zwakke werkwoorden

Slide 7 - Slide

De vt van zwakke werkwoorden
Een van de werkwoorden in een zin is de persoonsvorm. Je gebruikt een persoonsvorm in de verleden tijd (vt) als iets al gebeurd is.

Bij de meeste werkwoorden maak je de verleden tijd door achter de ik-vorm -de(n) of -te(n) te zetten. Deze werkwoorden noem je zwakke werkwoorden.

Slide 8 - Slide

Zo schrijf je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd

Slide 9 - Slide

't ex kofschip
De regel is dus:

1. Hele werkwoord - en
2. Zit de laatste letter in 't ex kofschip?
3. ja=t  en nee=d 

VB: durven-en=durv, de 'v' zit er niet in, dus durfde(n)/gedurfd

LET OP!! DEZE REGEL GEBRUIK JE ALLEEN IN DE VT EN BIJ HET VD!!!

Slide 10 - Slide

De verleden tijd van zwakke werkwoorden

Slide 11 - Slide

Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden

Slide 12 - Slide

Sterk of zwak?
wonen
hebben
fietsen
lachen
schrijven

Slide 13 - Slide

Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
lopen
fietsen
drinken
eten
leren
slapen
typen
hebben
dromen

Slide 14 - Drag question

Werkwoorden
tegenwoordige tijd of verleden tijd

fietsen - fietsten
lopen - liepen

Slide 15 - Slide

tegenwoordige tijd
verleden tijd 
vlogen
verrassen
begrijpen
kuste
zit
krabde
slaagde
maakt
zongen
sprinten
verbaasde
eten

Slide 16 - Drag question



betalen

ik-vorm betaal

ik, hij, zij betaalde
wij, jullie betaalden



plaatsen

ik-vorm plaats

ik, hij, zij plaatste
wij, jullie plaatsten

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 17 - Slide

redden

ik-vorm red

ik, hij, zij redde
wij, jullie redden

haten

ik-vorm haat

ik, hij, zij haatte
wij, jullie haatten

Slide 18 - Slide

Jij (bouwen) vroeger de mooiste dingen.

Slide 19 - Open question

Gisteren (maken) jij je gerafelde jurk.

Slide 20 - Open question

Timo (filmen) vorige week de mensen in het winkelcentrum.

Slide 21 - Open question

Vorige week (benutten) ik alle ruimte in de kast.

Slide 22 - Open question

Afgelopen zaterdag (vergroten) mijn vader de tuin.

Slide 23 - Open question

Vorig jaar (vertellen) je dat je naar Frankrijk op vakantie wilde.

Slide 24 - Open question

Aan de slag
Opdracht 3-6
Taalverzorging
Spelling
Over de verleden tijd van zwakke werkwoorden
Starttopdracht, opdracht 1 en opdracht 2


Slide 25 - Slide

Leerdoelen
Je kent het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden.
Je weet het verschil tussen de tegenwoordige en verleden tijd.
Je kan de verleden tijd van zwakke werkwoorden goed spellen.

Slide 26 - Slide