6-2-2023 basis en aanvullende regels der die das

Du hast 2 Minuten für:


Je hebt 2 min om: 

  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • boek/schrift/pen op tafel
  • ga op je vaste plek zitten 
timer
2:00
--> Als de 2 minuten voorbij zijn ben je stil en wacht je op de docent!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Du hast 2 Minuten für:


Je hebt 2 min om: 

  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in de wandtas
  • boek/schrift/pen op tafel
  • ga op je vaste plek zitten 
timer
2:00
--> Als de 2 minuten voorbij zijn ben je stil en wacht je op de docent!

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
- Hausaufgaben kontrollieren
- Grammatik der / die / das
- Hausaufgaben machen




Slide 2 - Slide

planagenda 13 feb ma 2de uur
HW:
- vanaf blz. 52 opdracht 9 t/m 11
- blz. 54 opdracht 1 

Slide 3 - Slide

Basisregel der-, die- en das-woorden
Er zijn verschillende manieren om te zien of een zelfstandig naamwoord een der, die of das woord is: 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Mannelijk = der
Voor mannelijke personen en dieren komt het lidwoord der.
der Mann der Onkel der Lehrer
der Stier, der Hahn, der Hengst

Slide 7 - Slide

Vrouwelijk = die
-Voor vrouwelijke personen en dieren komt het lidwoord die.
die Frau, die Lehrerin, die Schwester, die Kuh

De meeste woorden die op e eindigen zijn vrouwelijk: die Familie, die schule

Slide 8 - Slide

Onzijdig = das
-Onzijdig zijn vaak de zelfstandige naamwoorden waar je in het Nederlands het voor zet. Das Schwimmbad, Das Jahr, Das Kind.


Slide 9 - Slide

Regels der die das
die
das
die
mannelijk     
vrouwelijk     
onzijdig                                  'vaak het-woorden' / ...chen / ...lein
meervoud
+ dagen/maanden/jaargetijden
+ woorden op ...heit /...keit/...ung/...schaft/...e
der

Slide 10 - Slide

Onkel
der/die/das
3/5
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quiz

Katze
der/die/das
1/5
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quiz

Haustier
der/die/das
2/5
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quiz

Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quiz

Lehrerin
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quiz

Schule
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quiz

Übung
der/die/das
2/5
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quiz

Kater
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quiz

Mädchen (wie denkt er goed na....?)
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quiz

Buch
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quiz

Eltern
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quiz

Freundschaft
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quiz

zelfstandig werken: 
- blz. 51 opdracht 7
- blz. 52 opdracht 8 
timer
5:00

Slide 23 - Slide

huiswerk maken:
- vanaf blz. 52 opdracht 9 t/m 11
- blz. 54 opdracht 1 

Slide 24 - Slide