formuleren

Klassencode Nederlands LessonUp:

4TB: bitux
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Klassencode Nederlands LessonUp:

4TB: bitux

Slide 1 - Slide

Pak alvast je boek (blz. 34), schrift en iPad
Klas 4TB
Goedemorgen 
en

Slide 2 - Slide

Terugblik (vorige les)
Werkwoordspelling

Ik (laden t.t.) .............. mijn telefoon op.
Ik (laden, v.t.) ............... mijn telefoon op.
Er werd op de ramen (bonzen) .......................

Slide 3 - Slide

Is het een PV?
________________________________
T.T.
STAM                  - vind 
STAM + T           - vindt

V.T.
STAM + TE(N) - fietste, haatte
STAM + DE(N) - breide, leidde
Is het een voltooid deelwoord?
________________________________
  1. zoek het hele werkwoord
  2. Haal -EN eraf.
  3. Zit de laatste letter in
 't kofschip?
                              >>> T

                              >>> D
d of t?

Slide 4 - Slide

Nakijken 
(1 t/m 4 blz. 32, 33)

Slide 5 - Slide

klassikaal: opdracht 5 blz. 33


Vul zelf het onderwerp in.

Slide 6 - Slide

Na deze les...
...weet je hoe je lastige werkwoorden op de juiste manier moet gebruiken.

Slide 7 - Slide

Lastige werkwoorden
kunnen en kennen

Slide 8 - Slide

Kies het juiste woord:
Ik ..... hem al heel mijn leven.
A
ken
B
kan
C
kun
D
kon

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste antwoord:
Vissen ..... zwemmen.
A
kannen
B
kende
C
kennen
D
kunnen

Slide 10 - Quiz

Nu hij ouder wordt, ..... hij minder goed dingen onthouden.
A
ken
B
kun
C
kan
D
kon

Slide 11 - Quiz

Je .... best wel wat beter je best doen.
A
ken
B
kan
C
kunt
D
kent

Slide 12 - Quiz

Lastige werkwoorden
liggen en leggen

Slide 13 - Slide

Kies het juiste woord.

Waarom [leg/lig] jij de hele zaterdagmorgen in je bed?
A
Leg
B
Lig

Slide 14 - Quiz

Zal de kip een ei gaan .... ?
A
liggen
B
leggen

Slide 15 - Quiz

De kleren............ op bed
De kleding.......... op bed
Ik.... er naar te kijken
lig
ligt
liggen

Slide 16 - Drag question

Kies het juiste woord.

Boter moet je in de koelkast [leggen/liggen].
A
Leggen
B
Liggen

Slide 17 - Quiz

Zij .... de hele dag te zonnen.
A
leg
B
legt
C
lig
D
ligt

Slide 18 - Quiz

Welke persoonsvorm is goed?
Jan legde/lag een schrift op tafel.
A
legde
B
lag

Slide 19 - Quiz

Aan de slag
opdracht 1 t/m 5 blz. 35
timer
15:00

Slide 20 - Slide