This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Het recht van de Eerste en Tweede Kamer om een minister ter verantwoording te roepen over zijn/haar beleid. De heet het recht van:
A
interpellatie
B
initiatief
C
amendement
D
motie
Slide 1 - Quiz
In de grondwet staat onder andere dat je:
A
belasting moet betalen
B
iemands telefoon mag afluisteren
C
mag spijbelen
D
verplicht bent om te stemmen
Slide 2 - Quiz
gezamenlijke doelstellingen en hoofdlijnen van beleid van het (toekomstige) kabinet voor de komende vier jaar.
Je mag gekozen worden voor een democratisch orgaan.
de bovenste kandidaat van de kieslijst, die het ‘gezicht’ is van de politieke partij.
het proces dat moet leiden tot de vorming van een kabinet
Passief Kiesrecht
Regeerakkoord
Kabinetsformatie
Lijsttrekker
Slide 3 - Drag question
De verkenners moesten zich verantwoorden in de Tweede Kamer. Er is gebruik gemaakt van het recht van...
A
amendement
B
interpellatie
C
initiatief
D
enqueterecht
Slide 4 - Quiz
Wat is de juiste volgorde? a de tweede kamer brengt amendementen in een wet aan b de eerste kamer neemt een wet aan c de ministers en koningen ondertekenen de wet d de tweede kamer neemt de wet aan e een minister dient een wetsvoorstel in
A
e, a, c, b, d
B
e, b, c, a, d
C
e, c, d, a, b
D
e, a, d, b, c
Slide 5 - Quiz
waar
niet waar
De Tweede Kamer mag een wetsvoorstel wijzigen.
De Tweede Kamer controleert de ministers.
De Tweede Kamer voert de wetten uit.
De minister hoeft de Tweede Kamer niet op de hoogte te houden.
De Tweede Kamer maakt wetten.
Als de minister zijn werk niet goed doet, mag hij worden weggestuurd door de Tweede Kamer.
Slide 6 - Drag question
Vraag 2: Als de 2e Kamer vraagt aan de minister om iets te doen, dan valt dit onder het recht:
A
Vragenrecht
B
Motie
C
Interpellatie
D
Iniatitief
Slide 7 - Quiz
Wat staat er in de grondwet?
A
De belangrijkste waarden en normen
B
De belangrijkste verkeerswetten
C
Alle wetten en regels van het land
D
Grondrechten
Slide 8 - Quiz
Zet de stappen in de goede volgorde.
De nieuwe wet wordt uitgevoerd.
De minister bedenkt een oplossing voor een maatschappelijk probleem.
De Tweede Kamer stemt over de nieuwe wet.
Er is een maatschappelijk probleem.
De Eerste Kamer stemt over de nieuwe wet.
Slide 9 - Drag question
Welk recht heeft de Eerste Kamer niet?
A
Motie
B
Parlementaire enquête
C
Stemrecht
D
Recht van initiatief
Slide 10 - Quiz
Problemen tussen Parlement en de minister kunnen leiden tot het aftreden van een heel kabinet dit noemen we een
A
Prioriteit
B
Ministeriële verantwoordelijkheid
C
Verkiezingen
D
Kabinetscrisis
Slide 11 - Quiz
Vragenrecht
Recht van interpellatie
Recht van motie
Recht van enquête
Recht van amendement
Recht van initiatief
Budgetrecht
Stemrecht
Minister ter verantwoording roepen
Wetsvoorstel indienen
Mening geven over beleid van minister
Begroting goed- of afkeuren
Wetten goed- of afkeuren
Onderzoek instellen
Wetsvoorstel wijzigen
Mondelinge of schriftelijke vragen stellen
Slide 12 - Drag question
Nederland is een constitutionele monarchie. Dat betekent onder andere dat Nederland een koning als staatshoofd heeft.
Welk van de onderstaande uitspraken over de koning is juist?
A
De koning heeft samen met de ministers de ministeriële
verantwoordelijkheid voor het overheidsbeleid.
B
De koning is lid van de regering, maar de ministers zijn
verantwoordelijk voor zijn daden en uitspraken.
C
De koning mag de grondwet overtreden, want hij is onschendbaar.
D
Volgens de grondwet benoemt de koning de ministers en deze zijn
hem daarom verantwoording schuldig.
Slide 13 - Quiz
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Direct gekozen door de bevolking.
Indirect gekozen door de Provinciale Staten.
Kijken of er fouten staan in de wet en erover stemmen.
Wetten bedenken, veranderen en stemmen.
Slide 14 - Drag question
Het staatshoofd overlegt regelmatig met de minister-president. Deze gesprekken zijn geheim. Hoe wordt dit genoemd?
A
Het geheim van het kasteel
B
Het geheim van Noordeinde
C
Het regeerakkoord
D
ministeriële verantwoordelijkheid
Slide 15 - Quiz
Een staatshoofd waarin de taken en bevoegdheden van het staatshoofd zijn beperkt door de grondwet
A
Constitutionele monarchie
B
Parlementaire democratie
C
Republiek
D
Dictatuur
Slide 16 - Quiz
Politieke Partijen
Geen politieke partij
GroenLinks
Lijsstrekker
CBS
BKR
EU
VVD
PVDA
Slide 17 - Drag question
Dit is een staatsvorm waarbij de bevolking invloed kan uitoefenen op de besluitvorming.
A
Dictatuur
B
Rechtsstaat
C
Rechtspraak
D
Democratie
Slide 18 - Quiz
Directe democratie
Indirecte democratie
Referendum
Nederland is een...
Stemmen op een partij
Er is een volksvertegenwoordiging
Je gaat naar de stembus om over een wet te stemmen
Slide 19 - Drag question
Welke regeringsvorm moet op de puntjes komen te staan?
A
Democratie
B
Dictatuur
C
Monarchie
D
Republiek
Slide 20 - Quiz
Een kabinet waarin twee of meer partijen met elkaar samenwerken
Deze gaat onderzoeken of partijen met elkaar willen en kunnen regeren.
Tussenoplossing waar meerdere partijen zich in kunnen vinden.
Een overeenkomst tussen coalitiepartijen over het te voeren beleid in de regeerperiode van vier jaar.
wordt de minister-president, hij zoekt de ministers en staatssecretarissen bij elkaar