3.4: De regering regeert + 3.5: Het parlement controleert

H3: Politiek
De regering regeert, het parlement controleert (3.4/3.5)
1 / 17
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3: Politiek
De regering regeert, het parlement controleert (3.4/3.5)

Slide 1 - Slide

Volksstemming over een belangrijk onderwerp
Politieke plek in Den Haag
Inwoners gaan allemaal stemmen over een wet of 
probleem. 
Volksvertegenwoordigers nemen besluiten namens
het volk. 
Personen die werken voor de overheid
Zaken die voor veel mensen belangrijk zijn
Geld dat burgers en bedrijven moeten betalen aan 
de overheid
Geheugen opfrissen! (3.1)

Binnenhof
Algemeen belang
Belasting
Ambtenaren
Referendum
Directe democratie
Indirecte democratie

Slide 2 - Drag question

Voor gelijkheid en een actieve overheid
Hebben zowel linkse- als rechtse standpunten
Afspraken waarbij alle partijen een beetje
 toegeven
Het recht om te mogen stemmen
Voor vrijheid en een passieve overheid
De belangrijkste man/vrouw van een politieke 
partij
Het recht om gekozen te mogen worden
Geheugen opfrissen! (3.2)

Actief kiesrecht
Passief kiesrecht
Lijsttrekker
Links
Rechts
Compromissen
Middenpartijen

Slide 3 - Drag question

Welke politieke stroming past bij de uitleg? (3.3)
Uitleg
Politieke stroming
Politieke groep die vindt dat ieder mens zoveel mogelijk vrijheid moet hebben.
Politieke stroming die het verschil tussen arm en rijk wil verkleinen door sociale wetten.
Politieke groep waarbij mensen hun ideeën over politiek, onderwijs etc. baseren op hun godsdienst
Liberalen
Sociaaldemocraten
Christendemocraten

Slide 4 - Drag question

Leerdoelen
1. Ik kan benoemen uit welke 2 onderdelen de regering bestaat. 

2. Je kan in stappen uitleggen hoe een regeerakkoord ontstaat. 

3. Je kan verschillende taken noemen van het staatshoofd van Nederland.

4. Je weet wat er gebeurt met prinsjesdag

5. Ik kan benoemen uit welke 2 onderdelen het parlement bestaat.

6. Ik kan verschillende rechten noemen van de Tweede Kamer. 

Slide 5 - Slide

Regering & kabinet
De regering bestaat uit onze koning en de ministers. Echter, de koning beslist niet mee over wetten en regels. 

Dat doet het kabinet, het dagelijks bestuur van ons land. Het kabinet bestaat uit:
  1. Ministers met eigen onderwerp 
  2. Staatssecretarissen (soort assistent van de minister)
  3. Minister-president (premier): leider van het kabinet
De regering
Kabinet

Slide 6 - Slide

Vormen kabinet
Het kabinet wordt na de verkiezingen gevormd door politieke partijen die samen willen werken. Vaak is dat de grootste partij met 2 of 3 andere partijen. Dit noem je de regeringspartijen. Zij bepalen wie de ministers en staatssecretarissen worden. 

Er moet ook een regeerakkoord komen. Dit zijn de plannen van de regering voor de komende jaren. Dit proces kost veel onderhandeling en tijd. 

Slide 7 - Slide

De ministers komen regelmatig samen om problemen te bespreken. Als ze een oplossing hebben, doen ze een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer. Als er minimaal 76 leden voorstemmen, kan het kabinet de wet uitvoeren. 

Slide 8 - Slide

En de koning? 
Koning Willem-Alexander is ons staatshoofd. Toch heeft hij vrijwel geen macht. Het staatshoofd mag zich niet bemoeien met politieke kwesties. 

Taken van het staatshoofd:
  1. Handtekening zetten onder alle wetten
  2. Troonrede voorlezen op prinsjesdag
  3. Overleg voeren met de minister-president
  4. Nederland vertegenwoordigen in het buitenland
  5. Benoemen van ministers en staatssecretarissen

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Een soort assistent van een minister. Is 
verantwoordelijk voor een deel van de taken. 
Een overzicht van alle uitgaven en inkomsten
voor één jaar. 
De koning en de ministers samen. 
Heel gedetailleerd overzicht van alle plannen van 
het kabinet
De ministers en staatssecretarissen samen
Een oplossing voor een probleem dat iemand uit
het kabinet bedenkt. 
De plannen van de regering voor de komende 
jaren
Begrippencheck 3.4

Kabinet
Regering
Regeerakkoord
Wetsvoorstel
Miljoenennota
Rijksbegroting
Staatssecretaris

Slide 11 - Drag question

Het parlement
De ministers en staatssecretarissen kunnen hun plannen pas uitvoeren als ze zijn goedgekeurd door het parlement. Deze bestaat uit: 
  • De Tweede Kamer met 150 leden (direct gekozen)
  • De Eerste Kamer met 75 leden (indirect gekozen)

Het parlement is verantwoordelijk voor medewetgeving en controle van het kabinet. 

Slide 12 - Slide

Hoe werkt het? 
Als een minister een wetsvoorstel doet, gaat de Tweede Kamer in debat. Die kan veranderingen voorstellen of zelf een wetsvoorstel indienen. 

Als de meerderheid een wet heeft goedgekeurd, gaat die naar de Eerste Kamer. Die kijkt vooral of er geen fouten in de wet staan en of die niet botst met de grondwet. Het is een soort laatste check. 

Voor hun wetgevende taak heeft de Tweede Kamer de volgende 3 rechten: 
  1. Stemrecht: ze kunnen wetsvoorstellen goedkeuren of afwijzen;
  2. Recht van amendement: ze kunnen delen van wetsvoorstellen veranderen;
  3. Recht van initiatief: ze mogen zelf wetsvoorstellen maken

Slide 13 - Slide

Het parlement controleert
Het parlement moet ook controleren of het kabinet goed werkt. Kamerleden hebben daarvoor de volgende rechten:
  1. Vragenrecht: Ze mogen mondeling of schriftelijk vragen stellen aan ministers. 
  2. Motierecht: Een uitspraak waarin de Kamer haar mening over iets geeft of een minister vraagt iets te doen. Bij een motie van wantrouwen vraagt een kamerlid een minister af te treden. 
  3. Recht van interpellatie: Kamerleden roepen een minister ter verantwoording om uitleg te geven over het beleid. 
  4. Enqueterecht: Het uitvoeren van een groot onderzoek als ze denken dat een kabinet grote fouten heeft gemaakt. 

Slide 14 - Slide

150
De partijen die de regering vormen, noem je de coalitie


De partijen die niet in de regering zitten, noem je oppositie

Slide 15 - Slide

Leerdoelen
1. Ik kan benoemen uit welke 2 onderdelen de regering bestaat. 

2. Je kan in stappen uitleggen hoe een regeerakkoord ontstaat. 

3. Je kan verschillende taken noemen van het staatshoofd van Nederland.

4. Je weet wat er gebeurt met prinsjesdag

5. Ik kan benoemen uit welke 2 onderdelen het parlement bestaat.

6. Ik kan verschillende rechten noemen van de Tweede Kamer. 

Slide 16 - Slide

Werktijd
Stap 1
Stap 2
KLAAR ?

Lees de tekst van paragraaf 3.4: De regering regeert (blz. 46-47) 

Lees daarna de tekst van 3.5: Het parlement controleert goed door. (blz. 48-49). 


Maak de opdrachten van paragraaf 3.4 en paragraaf 3.5. 


Nakijken 

Hoe?
  • Bespreek de opdrachten met degene naast je en vergelijk je antwoorden. 

Slide 17 - Slide