4.2 waar wil je werken?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 3

Welkom

Ga rustig zitten

Telefoon in de telefoontas

Spullen voor je neus

Jassen uit / eten en drinken is weg

Planning vandaag

1. Herhalen / nakijken 4.1

2. uitleg en maken 4.2

3. Opdrachten bespreken

4. afsluiten

4.1 rekenvaardigheden

Opdracht 1. Je brutoloon is 1.955 per maand. Daarvan wordt 340 aan loonbelasting en 125 aan sociale premies ingehouden. Bereken je Netto loon.

Opdracht 2. Je inkomen is 2.530 per maand. Bereken je inkomen per week.

Opdracht 3. Je krijgt 7,50 zakgeld per week. Hoeveel is dit per maand?

4.2 waar wil je werken

Iedereen heeft zijn eigen reden om te gaan werken.

Opdracht: schrijf minimaal 5 redenen op. 

vergelijk met je buur

1 minuut de tijd!

4.2 waar wil je werken

Iedereen heeft zijn eigen reden om te gaan werken =

Arbeidsmotieven

- Geld verdienen

- iets leren

- ergens goed in worden

Is dit een voorbeeld van geschoold of ongeschoold werk?

4.2 productie sectoren

1. argrarische sector: levert voedsel/grondstoffen 

 (landbouw/visserij)

2. industriële sector: verwerkt de grondstoffen

(fabrieken/bouw)

3. Diensten sector: commerciële bedrijven

(Winkels/banken)

4.2 arbeidsverdeling

Je gaat in een pretpark werken.
je kan kiezen uit de volgende banen:
 

1. Bij een achtbaan werken

2. Bij een eet kraampje werken

3. Het park bijhouden. (klusjes)

4. als mascotte in een pak door het park

4.2 arbeidsverdeling

arbeidsverdeling = je doet waar je goed in bent

je hebt dan automatisch je eigen specialisatie.

schrijf op: Wat is het verschil tussen een uitvoerende baan en een leidinggevende baan?

                                                                       

4.2 geschoold of ongeschoold

Geef een voorbeeld van geschoold én ongeschoold werk. 

- 

- 

Aan de slag! 4.2

Wat: Maak opdracht 1 t/m 14 op blz. 104 en 107

Tijd: 15 min

Wie: zelfstandig (Fluisterend overleggen)

klaar? herhalingsopdrachten 4.1 en 4.2 blz 118

Aan de slag

Wat: maak eerst paragraaf 5.1 af + nakijken (blz 130)

Daarna maak je opdracht 1 t/m 5 van 5.2 (blz 134)

Tijd: 15 minuten

wie: help elkaar op weg (fluisterend)

klaar? laat zien aan docent.

Soorten bedrijven

ZZP / eenmanszaak

zelfstandige = ondernemer met eigen bedrijf. (Schilder)

dit is vaak een eenmanszaak -> kan wel personeel hebben

noemen we ook wel een zzp-er

(zelfstandige zonder personeel)

Let op: verantwoordelijk voor schulden met eigen geld.

Vof

Vof = vennootschap onder firma.

meerder eigenaren (vennoten / firmanten)

voordelen:

- samen meer geld inbrengen

- taken verdelen

Nadeel:

-  verantwoordelijk voor schulden met eigen geld.

NV

NV = Naamloze vennootschap (Phillips / Ahold)

iedereen kan aandelen kopen bij dit bedrijf.

Je krijg dan een stukje van de winst ->. Dividend

Niet aansprakelijk voor schulden

BV

BV = Besloten vennootschap

Niet iedereen kan zomaar aandelen kopen.

vaak een kleine groep mensen, soms 1 iemand.

zijn niet aansprakelijk voor de schulden

Kies de 2 bedrijven die aansprakelijk zijn voor de schulden met eigen geld.

1. ZZP-er / eenmanszaak
2. VOF
3. NV
4. BV

Een ZZP-er of eenmanszaak kan ook personeel hebben.

1. Juist
2. Onjuist

Deze ondernemingsvorm heeft één of meerdere eigenaren

1. ZZP-er
2. VOF
3. NV
4. BV

Bij dit bedrijf kan niet iedereen aandeelhouder worden

1. ZZP-er
2. VOF
3. NV
4. BV

Aan de slag!

Wat: Maak opdracht 1 t/m 13 op blz. 134 t/m 136

inclusief samenvatting op blz. 146

Hoe: Gebruik je boek. (geen ipad)

Wie: Fluisterend overleggen

klaar? laat zien aan docent