Les 10.1 - stoot

§4.4. kracht en snelheidsverandering
Lesplanning:
  1. Uitleg stoot en de snelheidsverandering
  2. Maken opgave 42, 44, 45 en 47
  3. Keuze: 
    - zelfstandig verder werken
    - bespreken HW opdracht 38
1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

§4.4. kracht en snelheidsverandering
Lesplanning:
  1. Uitleg stoot en de snelheidsverandering
  2. Maken opgave 42, 44, 45 en 47
  3. Keuze: 
    - zelfstandig verder werken
    - bespreken HW opdracht 38

Slide 1 - Slide

§4.4. kracht en snelheidsverandering
Aan het einde van deze paragraaf weet je...
  • hoe je de snelheid van een voorwerp kan vergroten;
  • wat een stoot is in de natuurkunde.
  • kan je de snelheidsverandering berekenen a.d.h.v. de stoot.

Slide 2 - Slide

Wat heb je nodig om een
grote snelheid te krijgen?

Slide 3 - Mind map


Snelheidstoename

Om een grotere snelheid te krijgen is nodig...
  • Een grotere kracht
  • De kracht over een langere tijd uitoefenen
574 km/uur

Slide 4 - Slide

Stoot 
Stoot=Ft
Stoot in newtonseconde (Ns)
F de kracht in Newton (N)
t de tijd in seconden (s)

Slide 5 - Slide

stootarbeid
W(J) = F (N) * s(m)
Stoot(Ns) = F (N) * t(s)

Slide 6 - Slide

Stoot & beweging
  • Grotere stoot zorgt voor grotere snelheid voorwerp.
  • Grotere massa, grotere stoot nodig om dezelfde snelheid te krijgen.

Slide 7 - Slide

Stoot & beweging
  • Grotere stoot zorgt voor grotere snelheid voorwerp.
  • Grotere massa, grotere stoot nodig om dezelfde snelheid te krijgen.
Ft=mv

Slide 8 - Slide

Snelheid
Kracht
Massa
Tijd
F
t
m
v

Slide 9 - Drag question

Snelheid
Kracht
Massa
Tijd
Stoot
m/s
s
N
kg
Ns 

Slide 10 - Drag question

Voorbeeld
Samuel stoot 0,1 s met een kracht van 60 N tegen een biljartbal met een massa van 210 g. Bereken de snelheidstoename van de biljartbal.
Oplossing

  • F * t = m * v
  • 60 * 0,1 = 0,210 * v
  • 6 = 0,210 * v
  • v = 6 / 0,210
  • v = 29 m/s

Slide 11 - Slide

Salomi schaatst met een snelheid van 8,0 m/s als ze een wak in het ijs ziet. Ze kan een remkracht van 100 N zetten en heeft een massa van 60 kg.
Bereken binnen hoeveel seconden ze stilstaat.
A
2,2 s
B
4,8 s
C
13,33 s
D
18,6 s

Slide 12 - Quiz

Gegevens:

v = 8,0 m/s
Frem = 100 N
m = 60 kg
t = ... s
Oplossing:

  • F * t = m * v
  • 100 * t = 60 * 8
  • 100 * t = 480
  • t = 480 / 100 = 4,8 s

Slide 13 - Slide

Aan de slag
In je schrift maken en nakijken
§4.3 opgave 42, (43), 44, 45, (46) en 47
timer
10:00

Slide 14 - Slide

Keuze
Klassikaal bespreken opgave 38
of
Zelfstandig, in stilte, verder werken aan opgaven van §4.4

Slide 15 - Slide

Opgave 38a
Hilde rijdt op haar fiets en ziet op
t = 0 s het stoplicht op rood springen. Ze remt en komt precies voor de stopstreep tot stilstand. 
Bepaal hoe ver Hilde van het stoplicht vandaan is als zij het licht op rood ziet springen.













Opgaven §4.4: 42, (43), 44, 45, (46), 47, (48), 49, 50 en 51

Slide 16 - Slide

Opgave 38b en c
Isa reed naast Hilde, maar begon al na 0,8 s met remmen. Ze remde wel net zo hard als Hilde. 

b. Teken de (v,t)-grafiek van Isa erbij.

c. Bereken hoe ver voor de stopstreep Isa tot stilstand komt.













Opgaven §4.4: 42, (43), 44, 45, (46), 47, (48), 49, 50 en 51

Slide 17 - Slide

Opgave 38d
Lörinc haalt Hilde en Isa net met 25 km/h in. Op tijdstip t = 0 s is hij precies naast hen. Hij remt op tijdstip t = 0 s zeer krachtig en komt precies voor de stopstreep tot stilstand.

d. Bereken hoelang hij aan het remmen is.













Opgaven §4.4: 42, (43), 44, 45, (46), 47, (48), 49, 50 en 51

Slide 18 - Slide