Grammatica - Zinsdelen ww, pv, www, odw 1.0 1hv

Nederlands
1Y
Tekst
Tekst
Pak je schrift en schrijf mee!
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands
1Y
Tekst
Tekst
Pak je schrift en schrijf mee!

Slide 1 - Slide

Grammatica

Slide 2 - Mind map

Planning
-Grammatica theorie (30 minuten)
- Zeflstandig werken aan nieuwsbericht of grammatica (30 min)



Toets grammatica: do 3 februari

Slide 3 - Slide

Waarom grammatica?
Bij grammatica zoeken we uit hoe zinnen in elkaar zitten.

1. Mijn zus gaat morgen naar mijn tante.
2. Mijn tante gaat morgen naar mijn zus.

Zinsdelen en woordsoorten




Slide 4 - Slide

Werkwoordsvormen
- persoonsvorm
- voltooid deelwoord
- infinitief

1. Enrico mailt zijn werkstuk vanavond naar de docent.
2. Enrico zal zijn werkstuk vanavond naar de docent mailen.
3. Enrico heeft zijn werkstuk vanavond naar de docent gemaild.

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm
Infinitief
Voltooid deelwoord
Enrico mailt zijn werkstuk vanavond naar de docent.
Enrico zal zijn werkstuk naar de docent mailen.
 Enrico heeft zijn werkstuk vanavond naar de docent gemaild.

Slide 6 - Drag question

Persoonsvorm
De persoonsvorm is heel belangrijk bij grammatica.
Je gaat altijd als eerst opzoek naar de persoonsvorm.
Maar hoe vind je de persoonsvorm ook al weer?


Slide 7 - Slide

Persoonsvorm
- Tijdproef
Ik heb een aardig stuk gefietst.
Ik had een aardig stuk gefietst.


- Getalsproef
Gisterenmiddag hebben wij een stuk gefietst.


- (Vraagzin)
Heb ik gisterenmiddag een stuk gefietst?

Slide 8 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoordsvormen in de zin samen vormen het werkwoordelijk gezegde.
Dus de pv, het infinitief en het voltooid deelwoord.
(+ te, + aan het, + delen van gesplitste werkwoorden) 

Hij heeft de hele avond televisie gekeken
De docent vraagt mij zijn vraag te beantwoorden.

Slide 9 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Ik kan het werkwoordelijk gezegde in de zin vinden.

Slide 10 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Andrea deelt de traktatie uit aan haar klasgenoten.

Slide 11 - Open question

Onderwerp
Het onderwerp geeft aan wie iets doet of wat er gebeurt. Als je het onderwerp van de zin zoekt, volg je de volgende stappen: 

1. Schrijf het werkwoordelijk gezegde van de zin op.
Stel de vraag: wie of wat + gezegde. Het antwoord op deze vraag is het onderwerp van de zin.
Ik geef de kat eten. 
Zij koopt nieuwe kleren. 


Slide 12 - Slide

Wat is het onderwerp?

Caro legt het onderwerp uit.
A
Caro
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
kan
B
halen
C
het onderwerp
D
ik

Slide 14 - Quiz

Wat is het onderwerp?

De brugklas leert het onderwerp vinden.
A
De brugklas
B
leert
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 15 - Quiz

Zelf aan de slag
Brief afschrijven na feedback

of

Huiswerk voor vrijdag
Blok 1: grammatica
Opdracht 6 t/m 8c en 12 t/m 17

Slide 16 - Slide