Bezitsvorm en afkortingen

Tussen-n bij samenstellingen
Pannenkoek of pannekoek?
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Tussen-n bij samenstellingen
Pannenkoek of pannekoek?

Slide 1 - Slide

Samenstelling
Je plakt twee bestaande woorden aan elkaar om een nieuw woord te vormen.
Het laatste deel van de samenstelling is het belangrijkst: dat vertelt het meest over wat het is. 

Boekenkast, boormachine, autobandventieldopje

Slide 2 - Slide

Wanneer een tussen-n?
erwtensoep maar groentesoep

apenkooi maar apetrots

spinnenweb maar spinnewiel

sterrenstelsel maar zonneschijn

Slide 3 - Slide

Bezitsvorm en afkortingen

Slide 4 - Slide

Bezitsvorm
Gebruik je om een bezit van iemand aan de te geven.
Bijvoorbeeld: mijn ooms boormachine.

De bezitsvorm van een zelfstandig naamwoord maak je meestal door er een -s achter te zetten. Maar...

Slide 5 - Slide

Hoe schrijf je de bezitsvorm van Sara?

Slide 6 - Open question

Hoe schrijf je de bezitsvorm van Madé?

Slide 7 - Open question

Hoe schrijf je de bezitsvorm van Pelle?

Slide 8 - Open question

Hoe schrijf je de bezitsvorm van Thomas?

Slide 9 - Open question

Hoe schrijf je de bezitsvorm van Beatrice?

Slide 10 - Open question

Conclusie
Je maakt de bezitsvorm door een -s achter het zelfstandig naamwoord te plakken.
  • Bij woorden die eindigen op een lange klinker (-a, -o, -i, -u, -y) gebruik je 's om die klank lang te houden. (Emma's - Emmas)
  • Bij woorden met een accent aigu is dit niet nodig, want die spreek je ook goed uit met de s eraan vast. (Cornés - Corné's)
  • Bij woorden die eindigen op een stomme-e doe je dit juist niet, want dan zou het -ee worden. (Jelles - Jelle's)
  • Bij woorden die eindigen op een sis-klank zet je een apostrof achter het woord. (Maurice', Thomas')

Slide 11 - Slide

Afkortingen
Als je een boodschap kort wil overbrengen, kun je afkortingen gebruiken i.p.v. volledige woorden. Ze komen in verschillende vormen voor. De betekenis kun je opzoeken in een woordenboek. 

Voor jullie is het belangrijk om de afkortingen uit de paragraaf te leren. 

Slide 12 - Slide

Afkortingen
Een échte afkorting schrijf je met punten en spreek je voluit uit. 

i.p.v. = in plaats van
mevr. = mevrouw
s.v.p. = s'il vous plait
bijv. = bijvoorbeeld
Z.K.H. = Zijne Koninklijke Hoogheid

Slide 13 - Slide

Initiaalwoorden
Een initiaalwoord bestaat net als een afkorting uit de eerste letters, maar wordt geschreven zonder punten.

KLM = Koninklijke Luchtvaart Maatschappij
cm = centimeter
dvd = digital versatile disc
gps = global positioning system
vwo = voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

Slide 14 - Slide

Letterwoorden
Bij letterwoorden vormen de gebruikte letters een afkorting die als woord wordt uitgesproken.

havo = hoger algemeen voortgezet onderwijs
mavo = middelbaar algemeen voortgezet onderwijs

Slide 15 - Slide

Verkorting
Bij een verkorting wordt een woord korter opgeschreven. 

prof = professioneel
horeca = hotel restaurant café
aso = asociaal

Jullie hoeven alleen een aantal afkortingen en de bijbehorende betekenis te kennen. 

Slide 16 - Slide

Aan de slag
Maak van paragraaf 9.2 opdracht 15 (bezitsvorm), 16 en 17. Misschien heb je een woordenboek of www.vandale.nl nodig. 

Slide 17 - Slide