* aanwijzende en vragende voornaamwoorden herkennen en benoemen.
timer
10:00
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Lesplanning
* stillezen in je leesboek
* korte terugblik theorie §4
* oefenen aanw.vnw + vr.vnw
Cursus 5 §4 (laptop)
Lesdoel
Aan het eind van de
les kan/weet ik:
* aanwijzende en vragende voornaamwoorden herkennen en benoemen.
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Herhaling theorie
Aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw)
Vragend voornaamwoord (vr. vnw)
Slide 2 - Slide
Voornaamwoord
een woord dat verwijst naar een persoon, dier of ding
vervangt een (zelfstandig) naamwoord
acht verschillende soorten (wij behandelen vandaag 2 voornaamwoorden)
Slide 3 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
wijst naar personen en zaken
voorbeelden: die, deze, zulke
Voorbeeld: Pieter heeft dezelfde schoenen als ik.
Slide 4 - Slide
Vragend voornaamwoord
staat aan het begin van een vraag of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag.
vervangt een persoon of ding
voorbeelden: wie, wat, welke, wat voor (een)
Voorbeeld: Wat voor telefoon heb jij?
Slide 5 - Slide
ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
C5 §4 Maak opdracht 1, 3, 4 en 5 af
Hoe:
In je lesboek / schrift
Je mag fluisterend overleggen.
Hulp:
Theorie uit je boek of je aantekeningen
Docent (hand omhoog)
Tijd:
15 minuten
Klaar:
1. C5 §4 oefentoets online Nieuw Nederlands - op tabblad lesstof
2. 75% of meer? -> Ga naar Nieuw Nederlands online vwo 2 boek; C5 §6 lees theorie over onb.vnw en maak de oefentoets. Minder dan 75% -> ga naar 'trainen' op tabblad lesstof.