Opstart thema bellen en mailen

DISK Thema 3
Bellen en mailen
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

DISK Thema 3
Bellen en mailen

Slide 1 - Slide

Bellen met de telefoon. 

Slide 2 - Slide

Met wie bel jij?

Slide 3 - Open question

Waar gebruik jij je telefoon het meest voor?
A
bellen
B
whatsapp
C
social media
D
gamen

Slide 4 - Quiz

Mailen met de computer. 

Slide 5 - Slide

Stuur jij weleens een mail?
A
Nee nooit.
B
Ja soms
C
Ja vaak

Slide 6 - Quiz

Bellen 
Mailen
Hallo,met Adnan
Beste Adnan,
Ja?
Groetjes, 
Doei

Slide 7 - Drag question

Raya
Mijn naam is Raya.
Beste mevrouw Maril,
Met vriendelijke groet,
Ik heb morgenochtend een afspraak bij de dokter. Daarom kom ik een beetje later

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Slide

De jongen belt het meisje.

A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

De jongen is blij, want het meisje belt hem op.

A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

De jongen en het meisje vinden elkaar aardig.

A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Nieuwe woorden

Slide 13 - Slide

's ochtends
  • in de ochtend
  • van 07.00 - 12.00  uur
  • zin: Ik drink 's ochtends altijd koffie.
  • zin: 's Ochtends om half 9 begint de school. 

Slide 14 - Slide

's middags
  • in de middag
  • van 12:00-18:00 uur
  • zin: De leerlingen zijn            's middags vrij. 

Slide 15 - Slide

's avonds
  • in de avond
  • van 18.00 - 0.00 uur
  • zin: Ik drink 's avonds altijd melk.
  • zin: 's Avonds is het donker. 

Slide 16 - Slide

's nachts
  • in de nacht
  • van 0.00 - 07.00 uur
  • zin: Ik droom 's nachts. 

Slide 17 - Slide

Ik ga ................. niet naar school.
A
's mogens
B
's morgens
C
's avonds
D
's avons

Slide 18 - Quiz

de afspraak
  • dat wat je afspreekt
  • waar - wanneer - waarom
  • de afspraak - de afspraken
  • zin: Ik heb een afspraak bij de dokter.
  • zin: Morgen gaat de afspraak niet door. 

Slide 19 - Slide

Welke is goed?
A
De afspraak
B
Het afspraak

Slide 20 - Quiz

bellen
  • contact hebben met iemand met een telefoon
  • werkwoord 
  • ik bel - wij bellen
  • zin: Ik bel met mijn broer.
  • zin: Ik ga de dokter bellen.

Slide 21 - Slide


A
Hij belt.
B
Hij loopt.
C
Hij schrijft.
D
Zij belt.

Slide 22 - Quiz

persoonlijk
iets wat bij een persoon hoort
Mijn persoonlijke mening is dat iedereen gelijk is.

Slide 23 - Slide

eindigen
stoppen / niet verder gaan
De weg eindigt bij de zee.                                                                               
                                                            Om 14.50 uur eindigt de schooldag.

Slide 24 - Slide

verzetten
veranderen / naar een andere tijd verplaatsen
Ik wil graag mijn afspraak verzetten, want ik kan vandaag niet.

Slide 25 - Slide

Welke zin is goed?
A
Ik verzett de afspraak.
B
Ik verzetten de afspraak.
C
Ik verzet het afspraak.
D
Ik verzet de afspraak.

Slide 26 - Quiz

vaak
vele keren / op veel momenten
Ik ga vaak naar school. 
Ik ga heel vaak op vakantie. Wel zes keer per jaar.

Slide 27 - Slide

Welke zin is goed?
A
Ik eet vaak pizza.
B
Ik pizza eet vaak.
C
Ik vaak eet pizza.
D
Pizza ik eet vaak.

Slide 28 - Quiz

            de toestemming                  
iets mogen
De jongen kreeg toestemming van de docent om naar het toilet te gaan.

      Je hebt geen toestemming
om hier foto's te maken.

Slide 29 - Slide

doorgeven
laten weten / vertellen
Ik wil even doorgeven dat ik morgen iets later op school ben.
Ik zal jou doorgeven wanneer ik ga verhuizen.

Slide 30 - Slide

zomaar
zonder reden
Ik heb geen nieuws. Ik bel je zomaar even op.

Slide 31 - Slide

gedurende
in die tijd / tijdens
                               Gedurende de hele wedstrijd heeft het geregend.



Gedurende de les mag je je telefoon                                                           
               niet gebruiken.                             

Slide 32 - Slide

de stilte
een moment dat je niets hoort
Aan het begin van de toets vroeg de docent om stilte.

Slide 33 - Slide

Waar zie je stilte?
A
B
C
D

Slide 34 - Quiz

Schrijfopdracht 
1. Maak op papier 10 zinnen met woordjes. 
2. De juf controleert de zinnen. 
3. Typ de zinnen in Google Classroom. 

Slide 35 - Slide