1.3 Dierenrijk

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

1.3 dierenrijk

Dit hoofdstuk

1.1 - Organismen indelen

1.2 - Plantenrijk

1.3 - Dierenrijk

1.4 - Schimmelrijk en bacterierijk

1.5 - Voedselkringloop

1.6 - Biotechniek

1.2 - Plantenrijk

Herhaling

In welk organen van de plant vindt transport plaats?

1. In de celmembraan, bloemen en stengels.
2. In de vacuole, bladeren en in het cytoplasma.
3. In alle organen.
4. In de bladeren, celwand en de wortels.

de plantencel is stevig door

1. de celmembraan
2. de celwand
3. de vacuole
4. de celwand en vacuole

Waarvoor gebruikt de plant cellulose?

1. vacuole
2. bladgroenkorrel
3. celkern
4. celwand

Fotosynthese vindt plaats in...

1. de bladgroenkorrels
2. cytoplasma
3. celkern
4. celmembraan

Hoe heet nr 3?

1. cytoplasma
2. grote vacuole
3. bladgroenkorrel
4. celkern

Hoe komen houtachtige stengels een hun stevigheid?
En kruidachtige stengels?

1. Houtachtige en kruidachtige stengels krijgen door water hun stevigheid
2. Houtachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid, kruidachtige stengels door kruiden.
3. Houtachtige en kruidachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid.
4. Houtachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid, kruidachtige stengels door water.

Doel van de les:

• Je leert waaruit een dier bestaat
• Je leert hoe een dierlijke cel er uit ziet
• Je leert hoe een dier stevig blijft

Organen

• Een orgaan is een deel van het lichaam met een eigen taak.

• Organen die samenwerken aan dezelfde taak vormen een orgaanstelsel.

Cel - Weefsel - Orgaan- Orgaanstelsel- Organisme

Cel:                        1 "bouwsteen" van een organisme

Weefsel:              Groep cellen met dezelfde bouw en functie

Orgaan:                Deel van organimse met 1 of meer functies

Orgaanstelsel:  Groep samenwerkende organen

Organisme:        Levend wezen

kijk ook goed naar bron 4 in je tekstboek op blz 19

Dierlijke cel

1. celmembraan
2. celkern
3. cytoplasma

Spiercel

Bloedcellen

Voorbeeld verschillende cellen

Skelet

           De stevige delen van een dier, geven stevigheid en bescherming

                                   In je boek staan een aantal voorbeelden.

Inwendig skelet

Uitwendig skelet

Blauwe vinvis, het grootste dier

pantoffeldiertje, het kleinste dier

Welke onderdelen tref je zowel aan in een plantaardige cel als een dierlijke cel?

1. Celwand
2. Celmembraan
3. Cytoplasma
4. Celkern

Welke onderdelen komen voor in een dierlijke cel

1. celwand
2. celkern
3. bladgroenkorrels

Wat is het "cytoplasma"?

1. Het regelcentrum van de cel
2. De vloeistof waarin alle onderdelen van een cel zitten
3. Gel
4. De vloeistof die in organen zit

De stroperige vloeistof in de cel waar veel andere 'onderdelen' in liggen heet .....

1. Bladgroenstof
2. Vacuole
3. Celwand
4. Cytoplasma

Delen van een organisme zijn van klein naar groot:

1. cel /orgaan /weefsel/ orgaanstelsel
2. weefsel / cel /orgaan /orgaanstelsel
3. cel / weefsel / orgaan / orgaanstelsel
4. orgaanstelsel / orgaan/ weefsel/ cel

welk weefsel zie je op het plaatje

1. kraakbeen weefsel
2. beenweefsel

Zijn de grote hersenen een orgaan, een organenstelsel of een weefsel?

1. orgaan
2. organenstelsel
3. weefsel

Hoe heet een groep organen die samenwerken?

1. Weefsel
2. Organenstelsel

Een cel is groter dan een weefsel

1. Onjuist
2. Juist

In welke tekening is een weefsel aangegeven?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

1. inwendig skelet
2. uitwendig skelet
3. geen skelet

1. inwendig skelet
2. uitwendig skelet
3. geen skelet

1. inwendig skelet
2. uitwendig skelet
3. geen skelet

Een tor heeft een...

1. inwendig skelet
2. uitwendig skelet

Wat voor skelet heeft dit dier?

1. Inwendig skelet
2. Uitwendig skelet
3. Geen skelet
4. Naalden tussen de cellen

Lees nu paragraaf 4 (Bacteriën en schimmels) en maak de opdrachten, een mindmap of een samenvatting

Huiswerk

Maken: opdrachten 1.3

Lezen: 1.4