H4 Woche 7: Imperativ

Willkommen
Woche 7
1 / 12
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Willkommen
Woche 7

Slide 1 - Slide

Heute
  • Lektion 2
  • Der Imperativ
  • Aussprache
  • Sprechen

Slide 2 - Slide

Der Imperativ 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Toepassing

Met de gebiedende wijs gebieden we iemand iets te doen = bevel!

Zum Beispiel:

Halten Sie!

Steigen Sie ein!

Fahren Sie mich zum Bahnhof!

Slide 5 - Slide

Er zijn 3 verschillende vormen van de gebiedende wijs

gebiedende wijs- enkelvoud (voor 1 persoon)

gebiedende wijs- meervoud (voor 2 of meer personen)

gebied. wijs- beleefdheidsvorm (u-vorm)

Slide 6 - Slide

Gebiedende wijs enkelvoud

Deze wordt gevormd door de stam van de  -du- vorm te nemen.

Waarom moet je de du-vorm (zonder -st) nemen en niet de 'normale' stam?

Sprechen: stam - sprech

Du sprichst-> Imperativ wordt-> sprich! (Let op: geen a/ä-Wechsel!)

Soms komt hier nog een extra -e achter bij werkwoorden met een stam die eindigt op d-t / m-n:

Zum Beispiel:Antworte, bitte- Atme durch!

Slide 7 - Slide

Gebiedende wijs meervoud
Voor de gebiedende wijs voor 2 personen of meer (een groep) gebruik je de ihr-vorm (= jullie)
Zum Beispiel:
Ihr sprecht; ihr atmet.

Imperativ meervoud = sprecht!; Atmet! 

Dit is dus precies hetzelfde als de ihr-vorm, alleen dan zonder ihr!


Slide 8 - Slide

Gebiedende wijs beleefdheidsvorm

De beleefheidsvorm gebruik je voor wanneer je iemand met 'u' aanspreekt. De Imperativ-vorm hiervan is precies hetzelfde als de Sie-vorm van het werkwoord (= dus het hele werkwoord!)

Hierachter plak je dan nog het persoonlijk voornaamwoord 'Sie' en je hebt de Imperativ in de beleefdheidsvorm.


Zum Beispiel:

Schlafen Sie; Zeichnen Sie; Warten Sie.



Slide 9 - Slide

Eine kurze Zusammenfassung

*Voorbeeld: kaufen

Enkelvoud (1 persoon) = stam du- vorm  (Let op! +e bij stam op d/t, m/n) --> *Kauf!


Meervoud (2 personen of meer) = ihr-vorm --> *Kauft!


Beleefdheidsvorm= hele werkwoord + Sie --> *Kaufen Sie!

Slide 10 - Slide

Aufgabe 23-25
Seite 118

Slide 11 - Slide

Sprechen
Aufgabe 19: Zungenbrecher

Aufgabe 20

Aufgabe 21

Slide 12 - Slide