De Past Simple gebruik je in het Engels om te praten over acties of situaties die in het verleden zijn begonnen en geëindigd. Voorbeelden:
1.Regelmatige werkwoorden: Voeg '-ed' toe aan de basisvorm van het werkwoord.
Voorbeeld: 'walk' wordt 'walked'.
Zin: "Yesterday, I walked to the park."
2.Onregelmatige werkwoorden: Deze werkwoorden veranderen op een unieke manier.
Voorbeeld: 'go' wordt 'went'.
Zin: "She went to the cinema last week."
3.Ontkenningen: Gebruik 'did not' of 'didn't' gevolgd door de basisvorm van het werkwoord.
Voorbeeld: "I did not (didn't) play football yesterday."
4.Vragen: Begin met 'Did', gevolgd door het onderwerp en de basisvorm van het werkwoord.
Voorbeeld: "Did you see that movie?"