What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Formuleren §2 en 3 woordgeslacht en verwijswoorden
Mannelijk, vrouwelijk, onzijdig en verwijswoorden
§ 2 en 3
(blz. 220 t/m 223)
1 / 18
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1,2
This lesson contains
18 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Mannelijk, vrouwelijk, onzijdig en verwijswoorden
§ 2 en 3
(blz. 220 t/m 223)
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
- opzoeken of iets een mannelijk, vrouwelijk of onzijdig woord is;
- wanneer je de woorden deze, dit, die en dat moet gebruiken.
Slide 2 - Slide
Wat kies je?
Is het nou:
"
Die
meisje heeft mij een knipoog gegeven?" óf "
Dat
meisje heeft mij een knipoog gegeven."
Slide 3 - Slide
Woordgeslacht
Zelfstandige naamwoorden: fiets, boom, huis, ...
Mannelijk (de), vrouwelijk (de) of onzijdig (het)
Mannelijk of vrouwelijk heeft meestal niets te maken met de betekenis van het woord!
Opzoeken in het woordenboek
Pak je woordenboek erbij of ga naar woorden
.org
Blader naar het goede woord of zoek het woord via de zoekbalk
Kijk naar de
letter
die achter het woord staat: dat is het woordgeslacht
de --> m
= mannelijk
de --> v
= vrouwelijk
het --> o
= onzijdig
Slide 4 - Slide
Verwijswoorden
Als je het woordgeslacht weet, kun je het juiste verwijswoord kiezen!
Mannelijk = de deze / die
Vrouwelijk = de deze / die
Onzijdig = het dit / dat
Voorbeelden:
1. Meisje (o)
Het
meisje
dat
daar loopt, is mijn beste vriendin.
2. Pen (v)
De
pen
die
ik laatst zocht, heb ik teruggevonden.
3. Laptop (m)
Deze
laptop
is stuk.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Wat is het woordgeslacht?
k
o
p.te.le.foon
(de; m; meervoud:
koptelefoons
)
1. twee door een verende hoofdband verbonden telefoons
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk
C
Onzijdig
Slide 7 - Quiz
Kies het goede verwijswoord!
... klasgenootje heeft gespijbeld.
A
Deze
B
Dit
Slide 8 - Quiz
Het jongetje .... zijn knuffel kwijt was, kon niet slapen.
A
dat
B
dit
C
die
D
deze
Slide 9 - Quiz
Kies het goede verwijswoord!
De oplader ... ik laatst kocht, is stuk.
A
die
B
dat
Slide 10 - Quiz
Welke zin is correct?
A
We gingen een film kijken die zij niet leuk vond.
B
We gingen een film kijken dat zij niet leuk vond.
Slide 11 - Quiz
Waarnaar verwijst het woord?
Het bedrijf verdient veel geld. ZE werken daar erg hard.
Slide 12 - Open question
Waarnaar verwijst het woord?
Het paard staat in de wei. HIJ graast daar rustig.
Slide 13 - Open question
Waarnaar verwijst het woord?
De auto's zijn gerepareerd. Ze staan in de garage.
Slide 14 - Open question
Waarnaar verwijst het woord?
Het meisje DAT daar loopt, is erg aardig.
Slide 15 - Open question
Waarnaar verwijst het woord?
Hij ging naar de reparateur. DIE kon er helaas niets aan doen.
Slide 16 - Open question
Leerdoelen gehaald?
ik weet hoe ik het woordgeslacht (m, v, o) kan opzoeken
ik kan deze/die en dit/dat juist gebruiken bij de- en het-woorden in zinnen
Slide 17 - Slide
HUISWERK
Slide 18 - Slide
More lessons like this
Formuleren klas 2 woordgeslacht en verwijswoorden
March 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1,2
Formuleren paragraaf 3 + 4
April 2023
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
e6-Formuleren-Verwijswoorden-H.4-havo1
March 2018
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
9 april 1E verwijswoorden
April 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
A1D - 31 mei 2022
March 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Verwijswoorden
September 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Zaterdag 13 april 2024 - Cursus 6 Formuleren par. 3 en 4 verwijswoorden
April 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12,13
Formuleren paragraaf 2: Mannelijk, vrouwelijk en onzijdig
January 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1