Kerstquiz BK

Kerstspellingquiz 

1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Kerstspellingquiz 

Slide 1 - Slide

8

Slide 2 - Video

00:04
Opwarmertje

Wat is de juiste spelling van dit lied?
A
Kerstvakantie
B
kerstvakantie
C
kerstvacantie
D
Kerstvacantie

Slide 3 - Quiz

00:49
Wie belt hij op?
A
Zijn moppie
B
Zijn moppy
C
Zijn mopy
D
Zijn mopie

Slide 4 - Quiz

01:08
Met hoeveel gaan ze dollen in de sneeuw?
A
tweeen
B
tweën
C
tweëen
D
tweeën

Slide 5 - Quiz

01:27
'Ik leg de hoorn op de haak'

Wat?
A
Geen idee! Wat ouderwets!
B
Pfff, wie belt er nu nog tegenwoordig?
C
Waarom heeft die haak een hoorn?
D
Belachelijk!

Slide 6 - Quiz

02:00
'Jij en ik in een kleine houten hut'

Wat is de juiste spelling?
A
sjaletje
B
chaletje
C
challetje
D
chalettje

Slide 7 - Quiz

02:41
Wat was ze van hem?
A
mijn Konining
B
mijn Koningin
C
mijn konining
D
mijn koningin

Slide 8 - Quiz

03:05
Hoe schrijf je het werkwoord van slee?
A
sleeen
B
sleën
C
sleeën
D
sleëen

Slide 9 - Quiz

03:42
Wat is officieel de juiste spelling?

(op je kerstkaartje mag je doen wat je wil!)
A
Gelukkig nieuw jaar!
B
Gelukkig Nieuwjaar!
C
Gelukkig Nieuw jaar!
D
Gelukkig nieuwjaar!

Slide 10 - Quiz

Hierna volgen vijf zinnen uit een kerstdictee. Kies het juist gespelde woord uit. 

Slide 11 - Slide

Een van de belangrijkste ingrediënten tijdens het kerstdiner is de ........
A
anannas
B
ananas
C
annannas
D
anananas

Slide 12 - Quiz

De ...... van mijn ouders wordt ieder jaar weer op de proef gesteld tijdens het stemmen op de top 2000.
A
muzicaliteit
B
musicaliteit
C
muzikaliteit
D
musikaliteit

Slide 13 - Quiz

De ..... kerstpiek staat dit jaar te pronken op de top van onze kerstboom.
A
zilveren
B
zilvere
C
silveren
D
silvere

Slide 14 - Quiz

Onderweg naar het kerstdiner bij familie, ..... de auto in de berm.
A
chrashde
B
chrashte

Slide 15 - Quiz

's Morgens rennen we naar beneden om te kijken naar de ...... onder de kerstboom
A
cadeaus
B
cadeau's
C
kado's
D
kados

Slide 16 - Quiz

Sleep het populaire kerst-
eten naar het juiste land

Slide 17 - Drag question


Los de puzzel op.
Noteer het antwoord in cijfers.
(bijvoorbeeld: 12)

Slide 18 - Open question

4

Slide 19 - Video

Kies het juist gespelde bijvoeglijke naamwoord en kies de juiste meervouden. 

Slide 20 - Slide

De ...... (katoen) kersttrui
A
katoen
B
katoenen
C
katoene

Slide 21 - Quiz

Het ..... (papier) kerststerretje
A
papiere
B
papier
C
papieren

Slide 22 - Quiz

fles

Kies het meervoud
A
flessen
B
flesen
C
flezzen
D
flezen

Slide 23 - Quiz

speer

kies het meervoud
A
spere
B
speren
C
sperren
D
sperre

Slide 24 - Quiz

ski

kies het meervoud
A
skis
B
skie's
C
skies
D
ski's

Slide 25 - Quiz

Maak de liedjes af!
I gave you my heart
Christmas is you!
is coming to town
the red-nosed reindeer
a merry little Christmas
if you´re really there
Last Christmas...
All I want for...
Have Yourself...
Santa Claus...
Rudolph...
Santa tell me...

Slide 26 - Drag question

4

Slide 27 - Video

00:30
Uitstapje. Wat herken je in de zin 'Beuk de ballen uit de boom!'
A
Uitroep
B
Samengestelde zin
C
Gebiedende wijs
D
Een vraagzin

Slide 28 - Quiz

00:55
Hoe schrijf je het verkleinwoord van saté?
A
sateetje
B
saté'tje
C
sate'tje
D
satétje

Slide 29 - Quiz

01:40
Wat bedoelen ze met 'een dooie mus'
A
Veel cadeaus krijgen en hier ook blij mee zijn.
B
Lage verwachtingen hebben die onverwachts overtroffen worden.
C
Hoge verwachtingen die niet waar blijken ze te zijn.
D
nerveus zijn.

Slide 30 - Quiz

01:50
Al die zooi gaat weer op Marktplaats

Welke zooi?
A
cadeau's
B
kado's
C
kadoos
D
cadeaus

Slide 31 - Quiz

00:40
'Het was dubbel want jij was niet daar'
Typ de zin over en plaats de komma op de juiste plek!

Slide 32 - Open question

01:19
'Het .... (worden) te laat'
A
word
B
wordt
C
worden
D
wort

Slide 33 - Quiz

01:26
'Maar alles ... (veranderen) vannacht.'
A
veranderd
B
veranderen
C
verandert
D
veranderden

Slide 34 - Quiz

02:20
Als de wereld wat?
A
doordraaid
B
doordraaien
C
doordraait
D
doorgedraaide

Slide 35 - Quiz

Ik kan foutloos werkwoorden vervoegen
0100

Slide 36 - Poll

Na een lange tijd ..... (verwarren) de kerstman nog steeds de namen van alle kinderen.

Tegenwoordige tijd
A
verwardt
B
verward
C
verwart
D
verwarren

Slide 37 - Quiz

Mijn vader ..... (vermoeden) dat er iets mis is met de kerstlichtjes.

Tegenwoordige tijd
A
vermoedt
B
vermoed
C
vermoet
D
vermoeden

Slide 38 - Quiz

.... (vinden) je het goed dat we het kerstdiner een uurtje later doen?
A
vinden
B
vind
C
vindt
D
vint

Slide 39 - Quiz

Nog een liedje of meer werkwoordspelling?
liedje
werkwoordspelling

Slide 40 - Poll

5

Slide 41 - Video

00:05
Wat van de openhaard?
A
ligt
B
licht

Slide 42 - Quiz

00:23
Wat heb je voor twee?
A
de tafel gedekt
B
de tafel gedokd
C
de tafel gedekd
D
de tafel gedokt

Slide 43 - Quiz

01:46
'Val voor de tv in slaap all you need is love'
Waar moet er een komma?
A
Val, voor de tv in slaap all you need is love.
B
Val voor de tv in slaap all you , need is love
C
Val voor de tv, in slaap all you need is love.
D
Val voor de tv in slaap, all you need is love.

Slide 44 - Quiz

02:13
Wat had je me zo?
A
Belooft
B
Beloven
C
Beloofd
D
Beloofdt

Slide 45 - Quiz

03:15
Wat heb je hiervan?
A
Gedroomd
B
Gedroomt
C
Gedroomdt
D
Gedromen

Slide 46 - Quiz