27 januari 2021

Programma
Opening: hoe gaat het?
Grammatica: huiswerk nakijken, opdrachten woordsoorten
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Programma
Opening: hoe gaat het?
Grammatica: huiswerk nakijken, opdrachten woordsoorten

Slide 1 - Slide

Hoe gaat het met je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Hoe moeilijk vond je het huiswerk?
0 = helemaal niet moeilijk, 100 = heel moeilijk.
0100

Slide 3 - Poll

Huiswerk nakijken
Opdracht 5, p. 250: samengestelde zinnen
Opdracht 1, p. 251: woordsoorten
znw, olw, blw, ww, bn, vz

Slide 4 - Slide

Sleep de zinnen naar het hokje met juiste antwoord. 
Let op! Nadat je gesleept heb, blijft de zin staan. Sleep ze eerst alledrie en druk dan op 'controleren'. 
Bijzin + hoofdzin
Hoofdzin + bijzin
Hoofdzin + Hoofdzin
Rico heeft een krantenwijk, want hij spaart voor een brommer.
Fred is dol op chocola, maar Ingrid moet er niets van hebben.
Hoewel Bruno ziek was, ging hij toch naar school. 

Slide 5 - Drag question

Kijk opdracht 5 op p. 250 na. De antwoorden staan hierboven.

Slide 6 - Slide

Hoe heb je het gedaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Poll

Kijk opdracht 1 op p. 251 na. De antwoorden staan hieronder.
1. Bij (vz) opgravingen (czn), in (vz) Heerlen (czn) zijn (ww) middeleeuwse (bn) voorwerpen (czn) gevonden (ww). 
2. In (vz) de (blw) Limburgse (bn) stad (czn) werden (ww) bijzondere (bn) kruiken (czn) en (-) een (olw) Romeinse (bn) pottenbakkersoven (czn) opgegraven (ww).

Slide 8 - Slide

Hoe heb je het gedaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

Werkwoordsoorten
Zelfstandig werkoord
Koppelwerkwoord
Hulpwerkwoord

Slide 10 - Slide

Zelfstandig werkwoord en Koppelwerkwoord
= zelfstandig werkwoord (zww) of koppelwerkwoord (kww)
  • zoek het belangrijkste werkwoord van de zin (het werkwoord dat je niet weg kunt laten) 
  • drukt dit ww een handeling uit ("iets doen") > zww
  • drukt dit een eigenschap uit (vorm van "zijn") > kww

Slide 11 - Slide

Het koppelwerkwoord
  • er zijn zes koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen 
  • koppelwerkwoorden koppelen een onderwerp aan een eigenschap (dat   wat iemand is)
  • ze betekenen allemaal: =
  • Janneke = blij >> Janneke is blij, Janneke wordt blij ("zijn" in de toekomst), Janneke blijft blij (ze is het dus al), Janneke lijkt blij (ze is het zeer waarschijnlijk), etc.

Slide 12 - Slide

Het hulpwerkwoord
Staat er meer dan één werkwoord in de zin? 
Dan heb je te maken met een zww of kww (belangrijkste werkwoord) + hulpwerkwoorden (alle andere werkwoorden in de zin, waaronder de pv)

Slide 13 - Slide

Maak opdracht 2 hieronder.

Slide 14 - Open question

Maak opdracht 3 hieronder

Slide 15 - Open question

Maak opdracht 4 hieronder

Slide 16 - Open question

Maak opdracht 5 hieronder

Slide 17 - Open question

Maak opdracht 6 hieronder

Slide 18 - Open question

Maak opdracht 7 hieronder

Slide 19 - Open question

Huiswerk
Maak de opdrachten af voor de les van 
maandag a.s. (1 februari)

Slide 20 - Slide

Geef aan wat van toepassing is op jou
Ik snap dit en ben hier goed in
Ik denk dat ik het snap maar weet het niet zeker
Ik denk meestal dat ik het snap, maar ik doe het meestal fout
Ik vind dit moeilijk, maar ik kom er wel uit
Ik vind dit moeilijk en heb hulp nodig

Slide 21 - Poll

EINDE
Tot volgende week!

Slide 22 - Slide