Catch!
Een denkbeeldige bal wordt door een deelnemer omhoog geworpen, zodat de spelers 'zien' hoe groot en zwaar hij wel is. Hij geeft de denkbeeldige bal door, zodat iedereen hem ook kan vasthouden. De deelnemer die de bal heeft, roept de naam van een andere deelnemer en gooit hem naar deze persoon. Voorbeeld: 'Herman, vangen!' Herman vangt de bal en gooit hem op zijn beurt naar een andere speler, terwijl hij zijn naam roept. Als iedereen de oefening doorheeft, kun je de meest gekke dingen bedenken om naar elkaar te gooien: een ei, een kleverig stuk taart, een bol wol, een warme aardappel een, ballon een overrijpe tomaat of een watermeloen.