Herhalingsvragen hoofdstuk 1

Herhalingsopgaven hoofdstuk 4
Rekenmachine, papier en pen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhalingsopgaven hoofdstuk 4
Rekenmachine, papier en pen

Slide 1 - Slide

Waarde bestelwagen €12.900 die 5 jaar gebruikt kan worden. Bij inruil krijg je er €1.025 voor terug. Bereken de afschrijving per maand?
A
€198
B
€1.920
C
€2.375
D
€258

Slide 2 - Quiz

Voorbeeldsom

Van een winkel zijn over 2016 de volgende gegevens bekend:

-afzet 3000 stuks.
-Gemiddelde inkoopprijs per stuk is € 35,-
-Gemiddelde verkoopprijs per stuk is € 75,-
-Loonkosten waren € 30.000,-
-Overige kosten € 25.000


Vraag:

Bereken de bruto- en nettowinst! (ALTIJD EXLCUSIEF BTW!)







Slide 3 - Slide

UITWERKING

3000 x 75,-          =  € 225.000,- 

3000 x 35,-          =  € 105.000,-     -

BRUTOWINST     =  € 120.000,- 

Bedrijfskosten  =  €   55.000,-      -

NETTOWINST     =  €   65.000,-

Slide 4 - Slide

Van omzet naar nettoresultaat

-Afzet:  aantal verkochte producten

-Omzet:  geld dat binnenkomt uit de verkoop (EXCLUSIEF BTW)

WINSTBEREKENING:

Afzet  x verkoopprijs  =            Omzet

Afzet x inkoopprijs  =                Inkoopwaarde -

                                                             BRUTORESULTAAT

(huurpand, elektriciteit,          Bedrijfskosten -

personeelskosten)  =               NETTORESULTAAT

                                                            





Slide 5 - Slide

De prijs is 60 euro exclusief 6% btw.
Bereken de prijs inclusief btw.

Slide 6 - Open question

De prijs is 83,49 euro inclusief 21% btw.
Bereken de prijs in euro's exclusief btw.

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Video

Je verkoopt handschoenen. Je verkoopt ze voor € 15,- per paar. Er zit een brutowinst marge op van 30% van de inkoopprijs, wat is de inkoopprijs en de bruto winst op een paar handschoenen?

Slide 9 - Open question

Inkoopwaarde: € 4,00. Brutowinstmarge: 20%.
BTW 21%. De consumentenprijs is
A
€ 5,80
B
€ 5,81
C
€ 5,85
D
€ 5,75

Slide 10 - Quiz

Je verkoopt jassen. De inkoopprijs van een jas is € 65,- en er zit een brutowinst marge op van 20% op de inkoopprijs. Wat is de brutowinst van de jas? En de verkoopprijs?

Slide 11 - Open question

Nick heeft een marktkraam waar hij telefoonhoesjes verkoopt. Zijn omzet is € 180.000, de brutowinst is € 81.000.
Hoeveel is zijn percentage brutowinst van de omzet?

Slide 12 - Open question

De inkoopprijs van een laptop is 100 euro en de brutowinstmarge is 20%. Hoeveel is mijn verkoopprijs?
A
20 euro
B
200 euro
C
100 euro
D
120 euro

Slide 13 - Quiz

Een handelaar verkoopt kandelaars.
De verkoopprijs per stuk is € 30,--
De afzet is 5.000 stuks.
De inkoopprijs per stuk is € 13,--
Bereken de inkoopwaarde.

Slide 14 - Open question

Katja heeft een eigen schoenenzaak. Ze verkoopt een exclusief merk schoenen. De verkoopprijs is € 169 per paar. Katja koopt de schoenen in voor € 105 per paar. Ze heeft ook bedrijfskosten. In totaal is dat € 4.275 per maand. Ze verkoopt gemiddeld 450 paar schoenen per maand.
Bereken de kostprijs voor een paar schoenen. Schrijf de berekening op.

Slide 15 - Open question

Een fabrikant maakt 80.000 fietsbellen. De vaste kosten zijn €140.000. De variabele kosten zijn € 45.000. Bereken de kostprijs per product.

Slide 16 - Open question

Maak testjezelf

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link