2.1 Jouw inkomsten en uitgaven

Welkom  
1 / 47
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom  

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Klasse-opstelling 2MHA

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vandaag
1.  Start Hoofdstuk 2
2. Uitleg  
3. Maken opdrachten
4. Les afsluiting 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 2:
Hoe ga je met geld om?

2.1 Jouw inkomsten / uitgaven
2.2 Met geld kun je meer
2.3 Geld te kort?
2.4 Voor alle zekerheid

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoe werken we bij economie?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
Na deze les kan je:
uitleggen welke soorten inkomen je kunt hebben
welke groepen van uitgaven er zijn
uitleggen hoe je bedragen omrekent van week naar maand en omgekeerd
uitleggen hoe je een begroting van inkomsten en uitgaven maakt

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Soorten inkomens
Er zijn verschillende inkomensvormen:
  • inkomen uit arbeid: 
           - loon (salaris), vakantiegeld
           - winst uit eigen zaak
  • inkomen uit bezit:
           - rente van een spaarrekening
           - huur (als je een woning verhuurt)
  • overdrachtsinkomen (inkomen uit overdracht):
           - zakgeld en kleedgeld
           - zorgtoeslag en huurtoeslag
           - uitkering


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Soorten inkomsten
Soorten inkomsten:  
Loon of salaris


Winst


Uitkering


Zakgeld



Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Soorten uitgaven
  • Vaste lasten
  • huishoudelijke uitgaven
  • incidentele uitgaven 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Budget
Het bedrag dat je kunt uitgeven

Om te weten wat je kunt uitgeven en waaraan je het gaat uitgeven, is het handig om een overzicht te maken

Zo'n overzicht maak je meestal per maand.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

BEGROTING
Wat is een begroting? 


Waarom een begroting maken?


  • Overzicht inkomsten/uitgaven
  • Voorkomen van geldproblemen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Begroting 
Inkomsten
Uitgaven
Inkomen uit arbeid
(bijv. salaris)

Inkomen uit winst

Overdrachtsinkomen
(bijv. zakgeld of een uitkering)

Huishoudelijke uitgaven
(bijv. eten, kapper)

Vaste lasten
(bijv. huur, abonnementen)

Incidentele uitgaven
(bijv. vakantie, meubels)

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Begroting
Inkomsten
Uitgaven
Loon €500
Boodschappen €450
Winst €300
Netflix €8
Uitkering € 250
Huur €600
Totaal: €1.050
Totaal €1.058

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Begroting
  • Begroting = overzicht van uitgaven die je nog moet doen en inkomsten die je nog moet krijgen
  • Budgetteren = het maken van een begroting

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Week naar maand naar jaar
Van week naar maand
Van maand naar jaar
en andersom!

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Week naar maand

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Week naar maand

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Week naar maand

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Maand naar week

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Maand naar week

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Maand naar week

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Maand naar week

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
WAT?               Maak  opgaven 1 t/m 17 (blz 44 t/m 47)
HOE?               Op papier, in je schrift
MET WIE?      Zelfstandig   
GELUID?        Fluistertoon
TIJD?               15 minuten
KLAAR?          Maak rekenopgaven  (blz. 66)
                           
timer
20:00

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting:
Afmaken:  Opgaven 1 tm 17
                      Rekenvragen  (blz 66)
Wanneer af?  Voor volgende week maandag.
Oefentoets: Hoofdstuk 1 
Bij vragen: Mailen!

WAT VOND JIJ VAN DE LES?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

KENNISQUIZ
Pak je Laptop erbij

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Welke productiefactor?
120 stoelen en 25 tafels
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Welke productiefactor?
Besluiten om een
2e restaurant te openen
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Welke productiefactor?
25 mensen in de bediening
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Welke productiefactor?
Het huren van een pand
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

timer
1:00
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
Winst
Loon
Rente
Pacht
Zaagmachine
Hout
Verkoper
Directeur
Rubber
Hamer
Aandelen
Boekhouder

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

GoedSnoep
Vragen?

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Je kunt het onderscheid tussen individuele goederen, collectieve goederen en quasi-collectieve goederen uitleggen.

  • Je kunt uitleggen waarom de overheid sommige individuele goederen produceert en levert.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

timer
5:00

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Inkomsten
Btw 
Accijns
Inkomstenbelasting
Erfbelasting
Schenkbelasting
Dividendbelasting
Invoerrechten
Uitgaven
Aanleg snelweg
AOW premie
Ambtenarensalaris
Nieuwe hogeschool
Verhoging zeedijk
Medische zorg
Nieuw politiebureau
Bijstandsuitkering
Aanschaf tanks

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

3 soorten goederen

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Video

This item has no instructions

Slide 44 - Slide

Individuele goederen
Dit zijn goederen die je alleen voor jezelf kunt gebruiken en waarvoor je meestal moet betalen. Als jij iets koopt, kan iemand anders het niet meer gebruiken. Voorbeeld: een brood of een telefoon. Je betaalt ervoor, en daarna is het van jou alleen.

Quasi-collectieve goederen
Dit zijn goederen die de overheid levert en waarvoor vaak iedereen betaalt via belasting, maar die eigenlijk ook individueel gebruikt kunnen worden. Ze lijken op collectieve goederen, maar je zou ze ook zelf kunnen kopen. Voorbeeld: onderwijs of een bibliotheek. Iedereen kan ervan gebruikmaken, maar het zou ook individueel kunnen worden aangeboden.

Collectieve goederen
Dit zijn goederen waar iedereen gebruik van kan maken, zonder dat iemand wordt buitengesloten. Je hoeft er meestal niet apart voor te betalen. Voorbeeld: de straatverlichting of het leger. Iedereen profiteert ervan, en het maakt niet uit hoeveel mensen het gebruiken, want het blijft beschikbaar voor iedereen.

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Slide 47 - Slide

This item has no instructions