This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 25 min
Items in this lesson
Herhaling H1
Wat heb je nodig?
Slide 1 - Slide
Wat gaan wij deze les doen?
- H1 kort bespreken 10 minuten
- Quiz maken 10 minuten
- Zelfstandig herhaal- en rekenopdrachten 15 minuten
Slide 2 - Slide
Blader door het boek
Voor welke begrippen + rekenonderdelen wil je meer uitleg over krijgen?
Slide 3 - Slide
Wat is een behoefte?
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Slide
Welk goed behoort tot de basisbehoeften?
A
Bier
B
Water
C
Computer
D
Telefoon
Slide 6 - Quiz
Welke dienst behoort tot de basisbehoeften?
A
Kapper
B
Dokter
C
Ortho
D
Nagelstyliste
Slide 7 - Quiz
Product
Dienst
Reparatie aan je fiets
Les economie
Blikje cola
Taxi rit
Ipad
Frietje oorlog
Vakantie ticket
Slide 8 - Drag question
Het nieuwe schooljaar is weer begonnen en Dean heeft de volgende schoolspullen gekocht: 1 etui van € 5 , 2 potloden van € 1,- per stuk en 6 rollen kaftpapier van € 0,50 per stuk Wat was de gemiddelde prijs van 1 artikel?
Slide 9 - Open question
Geld waarover je kunt beschikken, dus het bedrag wat je ergens aan uit kunt geven noemen we...
A
Behoefte
B
Budget
Slide 10 - Quiz
0
Slide 11 - Video
Welk begrip past bij het vorige filmpje?
A
Commerciële beïnvloeding
B
Sociale beïnvloeding
Slide 12 - Quiz
Erwin neemt een proefabonnement op de krant. Normaal kost dit abonnement € 15,-. Nu krijgt Erwin 27% korting. Wat betaalt Erwin nu voor het proefabonnement? Leg je antwoord uit met een berekening!
Slide 13 - Open question
Wat is een vergelijkend warenonderzoek?
Slide 14 - Open question
Wat doet de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit)?
Slide 15 - Open question
Consumentenorganisaties zijn er om de consument te steunen. Welke steun mag je van een consumentenorganisatie verwachten?
A
Advies aan bedrijven over consumenten
B
Controle op de Warenwet
C
Betrouwbare informatie over producten
D
Uitleg over je rechten als consument
Slide 16 - Quiz
Wanneer je een nieuw product koopt, dan wil je dat dit een deugdelijk product is. Wanneer het toch (te) snel kapot gaat, dan heb kun je ermee terug gaan naar de winkel, omdat je je garantie hebt. Wat kan de winkelier dan doen?
Slide 17 - Open question
Amy heeft de volgende uitgaven in de maand: € 120 aan huishoudelijke uitgaven, € 600 aan vaste lasten en € 150 aan incidentele uitgaven. Amy heeft een weekloon van € 200. Heeft Amy dan een tekort of een overschot en welk bedrag heeft zij tekort of over?
A
Tekort, € 3,33
B
Over, € 3,33
C
Tekort, € 70
D
Over € 70
Slide 18 - Quiz
Tess krijgt € 20 zakgeld per maand en krijgt om de 2 weken € 15,- voor het oppassen. Welk bedrag heeft Tess per maand te besteden?
Slide 19 - Open question
Jesse wil voor zijn verjaardag over 5 maanden een nieuwe telefoon kopen van € 1500. Hij heeft al € 800 bij elkaar gespaard. Zijn ouders leggen € 400 bij. Welk bedrag moet Jesse per maand reserveren om die telefoon te kunnen kopen op zijn verjaardag?
A
€ 50
B
€ 60
C
€ 300
D
€ 400
Slide 20 - Quiz
Hoe heet het tabel waar inkomen en uitgaven in staan?
Slide 21 - Mind map
Hoe verwacht je dat je de toets over hoofdstuk 1 gaat maken?
Goed, ik vond de lesstof niet zo moeilijk.
Goed, alle lesstof is uitgebreid behandeld.
Ik weet het niet, maar ik ga ervoor!
Dit wordt een drama. Ik zie op tegen de rekenvragen.
Een goede voldoende moet wel lukken.
Slide 22 - Poll
Ga in stilte aan de slag
- blz 30 + 31
nakijken
- blz 34 + 35
nakijken
Kom bij vragen naar mijn bureau
Slide 23 - Slide
Einde
Veel succes met leren voor de toets! Leer de samenvatting en maak de oefentoets nog een keer nadat je alles geleerd hebt! De antwoorden van de oefentoets staan in Magister!